-8-
wij het altijd bij het verkeerd eind moeten hebben, maar wij matigen
ons niet het recht aan dat wij het altijd bij het goede eind hebben.
Dat was het mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer mijnheer Wissing voor deze inleiding. Ik geloof wel
dat er een paar vragen zullen komen. Ik hoop het in ieder geval wel.
Ik verkeer in de verleiding en u kan dat begrijpen om zelf te gaan
becommentariëren, maar ik geloof dat het verstandig is om het niet
te doen en eenvoudig 4e discussie aan de orde te stellen. Voor ik
dat doe een zakelijk punt, een persoonlijke
mededeling van de heer Hoekman en van de heer Huijbregts, die
beiden in verband met zaken om half tien de vergadering moeten ver_
laten. Dan weet u wanneer de discussie doorgaat de heren plotseling
opstappen. Ze hebben me dat tevoren gezegd en dat is bij deze geno
teerd. Wie van u mag ik daarover nu het woord gaan geven? De heren
Huijbregts, Pellis, Zwaard en S.Jochems. Ingevolge de getekende
presentielijst is de volgorde van spreken precies omgekeerd. De heer
Jochems is de eerste.
De heer S.Jochems:
Mijnheer Wissing, bent u in Brabant al in andere gemeenten bezig
met bestemmingsplannen voor het buitengebied? Mag ik weten waar?
De heer Wissing:
We zijn al heel wat jaren bezig met bestemmingsplannen voor buiten
gebieden. Wij hebben tot nu toe nog al wat vertraging gehad en wat
dat betreft is het gelukkig dat we nu pas in Zundert gaan beginnen.
We zijn al heel wat jaren bezig in verschillende gemeenten in Noord-
Brabant, maar een jaar of vier geleden hebben we voor de gemeenten
Hilvarenbeek en Luijckgestel een plan gemaakt. Dat hebben we zo
serieus mogelijk gedaan en toen naar de P.P.D. gestuurd. Met name
betreffende het plan voor de gemeente Luijckgestel heeft het 23
maanden geduurd voor we antwoord kregen, ondanks het feit dat een
actieve burgemeester daar nog al achter heeft gezeten. Dat antwoord
was weinig bevredigend, want het antwoord was eigenlijk dat we nog
niet veel kunnen zeggen, want we moeten eerst zelf bestuderen hoe een
plan buitengebied gemaakt moet worden, voordat we kunnen zeggen wat
we er eigenlijk van vinden. Maar ze hadden vast een paar dingen. Ik
moet zeggen dat intussen het groene boekje in Brabant is uitgekomen,
waarin vanuit de landbouw in zekere mate regelingen worden geinoticeerd
waaraan we een beetje houvast hebben. Intussen is dacht ik toch die
problematiek wat duidelijker geworden in Brabant, dit dankzij
ondermeer naar mijn mening het heldere beleid - en dat is echt wel
de moeite waard om het te stellen - van de nieuwe gedeputeerde
Siepman, die met name over de gang van zaken in het buitengebied
met duidelijke standpunten komt, waarvoor je als stedebouwkundige
heel goed begrip voor kunt hebben en die zegt: ik wil het zo een
voudig mogelijk en zo uniform mogelijk in Brabant doen wat betreft
de regeling voor de natuurgebieden, de randzfine, dus de natuur
en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden en de
vrije agrarische gebieden, waarbij dus twee modellen mogelijk zijn
in die tussenzöne van laat ik zeggen landschappelijk waardevolle
agrarische gebieden. Er zijn twee variaties mogelijk. In het vrije
gebied stelt de gedeputeerde een zo groot mogelijke vrijheid. Overi
gens valt dat bij de P.P.D. weer iets tegen, want het woord vrijheid
wordt door sommige mensen anders opgevat dan door andere mensen.
De voorzitter:
Ik geloof dat dat even gepreciseerd moet worden, want ik ben anders
bang dat er een monumentaal misverstand in de zaal geplaatst wordt.
Vrije agrarische gebieden, dat heeft hier in de raad ongetwijfeld een
betoverende klank, maar wat bedoelt meneer Siepman daar precies mee?