de hondenbelasting.
De heer Valk:
Dat ziet u toch zelf ook niet hè dat iemand daardoor.
De voorzitter:
Dat weet ik niet. Het kan wel eens zijn dat iemand, die een hond
maar zo, zo houdt en het liefit er aan kan ontkomen dat hij een
aanslag krijgt, zal zeggen dat die hond maar weg moet.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter, ik vorm geen meerderheid, maar ik blijf er
bij dat er totaal geen motivering is voor een hondenbelasting. En
ik sta er van te kijken dat zo weinig raadsleden er bewust van zijn.
De voorzitter:
Dat weet ik niet. Dat moet nog blijken.
De heer Valk:
Er is geen motivering. De wetgever heeft het gemaakt.
De voorzitter:
De heer Zwaard hééft duidelijk gezegd, dat de wetgever de mogelijk
heid heeft geschapen en daarvan kunnen we wel of geen gebruik van
maken. U heeft gezegd: ponny's of duiven dan. Dat kunnen we niet,
want die mogelijkheid heeft de wet ons niet gegeven. Konden we het
wel, dan zouden we datmet die ponny's waarschijnlijk wel, want
die maken veel meer vuil dan die honden. Als je dat ziet,
rla^-r valt een volwassen mens nog van ondersteboven.
De heer Valk;
Als de wet daarvoor een mogelijkheid schept, dan zullen we eens
kijken of de meerderheid van de raad er iets voor voelt.
De voorzitter:
Dat weten we niet, mijnheer Valk. Dat is niet aan de orde, dus we
zullen het ook niet weten. Willen de heren Bellis en Arnouts nog
iets toevoegen aan hetgeen de heer Valk gezegd heeft? Zijn er nog
andere heren?
De heer Huijbregts:
Wij zijn wel voor de hondenbelasting, maar wij zien geen enkele reden
om die belasting te verhogen. We willen er niet meer over zeggen.
De voorzitter:
Goed, dan is aan de orde het voorstel om de belasting te verhogen.
Dus, als dat voorstel wordt afgestemd, dan blijft in ieder geval de
belasting bestaan. Wilt u daarover stemming, mijnheer Valk?
De heer Valk:
Ja.
De voorzitter
Dan zullen we die stemming houden. Op de wij zeaangegeven in ar
tikel 27 van het reglement van orde wordt bepaald, dat als eerst
zijn stem uitbrengt nr. 12 van de presentielijst. Het is duide
lijk: voor of tegen het voorstel om de belasting te verhogen.
De heer van Nunen tegen
de heer Hoekman tegen
de heer van Opstal voor
de heer A.Jochems voor
de heer Zwaard voor
de heer Marijnissen voor
de heer Jacobs voor