-19-
iets toegerekend. De heer van Nunen vraagt hoe het zit met dat
prijsverschil in de percelen 1 en 2? Ik kan er op dit moment
niets anders over zeggen dan dat de prijzen geweest zijn die z©
gekost hebben. De boekwaarde per 31 december 1973» Misschien
kan de heer Franken daarvan iets zeggen? Op de een heeft een woning
gestaan en het ander is minimaal gebruikt. Ik kan er verder ook
niets over zeggen. Het zijn stukjes grond, die buiten het plan ge
bleven zijn. Ik kan er op dit moment geen concrete mededelingen
over doen, maar er wordt natuurlijk een zo gunstig mogelijk ge
bruik van gemaakt. Heren, ik ben één keer rond gegaan. Ik wil
graag een tweede termijn van spreken geven.
De heer Pellis:
Mag ik een vraag stellen? Ik heb iets gemist.
De voorzitter:
Wat hebt u gemist?
De heer Pellis:
Tk heb geluisterd en er kwam naar voren:kijk, we hebben zoveel
dekkingsmiddelen, dit zjlgn onze wensen of mogelijke wensen, maar
mijn vraag is: hoever Zundert investeren voor het aan het
plafond zit, want er moet rente en aflossing enzovoorts zijn.
Wanneer zit Zundert aan het plafond? Ten tweede, wat rente en af
lossing betreft. Wordt er ook rekening gehouden met een mogelijke
teruggang? En daarmee in verband: hoeveel zullen wij als wij een
verstandig beleid willen blijven voeren, moeten reserveren?
De voorzitter:
Nou, mijnheer Pellis....
De heer Pellis:
Ik kan mij voorstellen dat...
De voorzitter:
Ik kan u dat antwoord heel duidelijk geven. Het eerste antwoord is
dat u hetnebt gemist. De teneur van de nota, want de nota zegt
qua dekking op grond van rente en aflossing kunnen wij dat jaar
lijks in de begroting dat meenemen en hebben we nodig zoveel. Het
bedrag dat aan het eind van de nota vermeld is, te weten 96000,
dat kunnen we dragen. En we zouden nodig hebben om te maken wat ge
noemd is ongeveer 232.000,Dat is het antwoord op uw eerste
vraag. En het antwoord op de tweede vraag is: reserves astublief
niet. We hebben een saldi-reserve, die in de drie miljoen gulden
loopt en dat is al ver genoeg. De narigheid van de batige-saldi,
die mede veroorzaakt zijn door steeds nagekomen verhogingen, want
u moet niet denken dat we zoveel geld overhouden in de gewone gang
van zaken, maar we krijgen steeds na-uitkeringen en bij-berekeningen
en dat heeft geleid tot een vrij grote accumulatie van geld. Het is
mij alleen een doorn in het oog en hoe meer we over die salii-re-
serve kunnen beschikken - in principe over een dertigste, dat is
de klassieke leer, misschien dat er nog mogelijkheden zijn om over
meer te beschikken, dat zou een ongerechtvaardigd optimisme zijn
om dat nu in het geding te brengen. Meer reserves vormen, astublief
niet. We moeten eerder praten over het opmaken van die reserves.
De heer Pellis:
Mijn vraag is nog hoever we moeten reserveren?
De voorzitter:
We hebben geen reserves nodig, we hebben genoeg reserves. Reserves
meer dan ons lief is. En zodra deze beginnen op te geraken, dan zul
len we daarover verder praten. De rente op de reserves beïnvloedt
het beeld van de begroting. Het is een kwestie van financieel be-