Wil de heer Huijbregts daarover ook het woord voeren? De heer Huijbregts: Jazeker. De voorzitter: Maar ik heb u in de eerste instantie niet opgemerkt. Gaat uw gang. De heer Huijbregts: Mijnheer Jochems heeft het reeds opgemerkt. Het betreft hier een blok woningen van drie onder één kap. Van deze drie wil men de middelste woning onbewoonbaar verklaren. Dit betekent dat deze onbewoonbaar verklaarde woning natuurlijk in een zeer groot verval zal komen, nog in groter verval, en de links en rechts aangebouwde woningen totaal zal gaan ontsieren. Gaat men na verloop van tijd de woning slopen dan blijft er van de twee andere woningen totaal niets meer over. De heer Jochems heeft ook dat reeds gesteld. Men gaat de twee andere eigenaren bizonder zwaar treffen en op grote kosten jagen. Wij zouden dan ook willen voorstellen om de eigenaar te bewegen de woning in behoorlijke staat te brengen om zodoende de links en rechts wonende buren te bewaren voor onvoorziene kosten. Ik moet u zeggen, mijnheer de voorzitter, dat wij er moeite mee hebben het voorstel van burgemeester en wethouders te ondersteunen. Wij stellen dan ook voor mijnheer de voorzitter dit punt aan te houden en een gesprek op gang te brengen met cfe eigenaar. Wij dienen ook zeer de belangen in het oog te houden van de links en rechts wonende buren. Ik dank u wel. De voorzitter: Andere heren? Een antwoord en dat zal ik maar aanknopen, mijnheer Pellis, als u het goed vindt, bij de opmerkingen van de heren Jochéms en Huijbregts. De procedure van het onbewoonbaar verklaren van woningen is natuurlijk een maatregel die uiteindelijk is in het belang van de volkshuisvesting en die verhindert dat ob jectief slechte woningen - en daar is een opname-rapport voor, dat zit bij de stukken - langer in de cinmlatie blijven van het woningenbestand. Die woningen zijn zo slecht; dat ze ombewoonbaar zijn. Dat zijn ze al lang. Dat wordt officieel verklaard. Worden die huizen op enige termijn ontruimd - en dat zal in dit geval inderdaad inhouden dat op enige .termijn de huurder een gemeente woning zal gaan krijgen, want er" weinig andere keus dan mag daar in niemand meer intrekken. Dan is dat krot uit de circulatie van de verhuur weg. Het effect dat je daarmee bereikt is dat een slech te woonruimte uit de roulatie hebt. Daar kan niemand meer in. De positie van de eigenaar is in zoverre in het geding hierbij dat - afgezien van de beroepsmogelijkheden die hij heeft - primair bekeken wordt of dat huis economisch kan worden opgeknapt. Of het haalbaar is kosten te maken aan dat huis zodanig dat het weer in goede staat is. We kunnen hem daarvoor aanschrijven, als dat ecomomisch verantwoord is. Dan kunnen we hem zelfs verplichten verbeteringen uit te voeren op grond van de Woningwet. Maar in dit geval is dat economisch niet verantwoord en wij kunnen de man in kwestie niet dwingen om dat huis te verbeteren. Een gesprek daar over heeft geen enkel nut. We kunnen hem niet dwingen om iets te doen wat economisch niet interessant is en daarmee is het afgelopen. Het staat de eigenaar ten alle tijde vrij om dat huis naar zijn eigen zin als het vrij gekomen is en ontruimd is te verbeteren. Als hij het niet verhuurt dan spelen daarbij uiteraard geen overwegingen van rentabiliteit een ribl. Maar in de situatie dat de huurder er in zit en de kosten zal moeten opbrengen van de verbetering is dat niet haalbaar. Voorstel is dus en blijft dus: verklaar dat pand

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 223