gesteld. Ik zou er nog iets anders bij willen halen. De situatie Zagers van nabij kennende, zou ik willen voorstellen, reke ning houdende met de gezondheidstoestand van deze man en de medische verklaring van zijn specialist, het geval Zagers als een uitzonderings geval te willen beschouwen en deze man te helpen. We hebben hier te doen met twee tegenstrijdige medische verklaringen, te weten, dat de stichting van revalidatie in noord-brabant van mening is, dat de kwaal van mijnheer Zagers geen speciale eisen vergt aan de woon situatie, terwijl de specialist onder wiens behandeling de heer Zagers is, het tegenovergestelde beweert. Het is begrijpelijk, dat de behandelende specialist beter de situatie kan beoordelen dan de stichting revalidatie noord-brabant, want genoemde specialist heeft de heer Zagers al jaren onder behandeling en kent na tuurlijk het geval van nabij. Onze fractie hecht grote waarde aan deze verklaring van deze specialist en wij zouden de raad in overweging willen geven het geval Zagers soepel te willen benaderen en alle medewerking te willen verlenen, mijnheer de voorzitter, dat de heer Zagers in de nabije toekomst z'n plannen kan verwezenlijken. De heer Pellis: Mijnheer de voorzitter, dit bestemmingsplan is van 1953 en gewijzigd in 1955» dus verouderd. Onze fractie heeft twee jaar geleden gevraagd die bestemmingsplannen te veranderen, in zoverre de scherpe kanten eraf. Mijnheer de voorzitter, hier hebben we nou zo'n scherpe kant. Als daar een bepaling bij gestaan had, dat in bijzondere gevallen B, en W hiervan kan afwijken, dan was er geen vuiltje aan de lucht. De voorzitter: Als er dat nou maar eens in kon staan, ja. De heer Pellis: Ja, maar het staat er jammer genoeg niet Bij en daar zijn wij als raad schuldig aan maar daar hoeft de heer Zagers, die al zo gehandicapt is, volgens mij niet onder te lijden. Ik heb danook een voorstel om in dit geval van het bestemmingsplan af te wijken en de heer Zagers, die zo gehandicapt is, z'n levensvreugde te verhogen. Dank u. De voorzitter: Antwoordend aan mijnheer Zwaard moet ik zeggen, dat ik van verkeerde voorlichting niets afweet. Het is wel gebruikelijk, dacht ik, bij mensen, die het wat moeilijk hebben met de voorschriften om het ook niet altijd direkt te begrijpen. De voorlichting is, zoals mij bekend is, altijd zo precies mogelijk, maar men hoort natuurlijk altijd wel het liefat wat men graag heeft. Antwoordend op de vraag of dit, en het is naar de geldende voorschriften niet mogelijk,bij een wijziging soms mogelijk zou zijn, moet ik u zeggen: nee, dat zou toch niet kunnen, ook niet bij de gewijzigde opzet past dit niet. Ook niet in die zin. Ik geloof niet, dat een plan zodanig zou kunnen worden gewijzigd, dat het plan van de heer Zagers uitgevoerd kan worden. Dat is natuurlijk maar een gissing op grond van wat we tot nu toe gehoord hebben, maar ik zie het er in dat opzicht niet in zitten. Mijnheer Pellis en mijnheer Huijbregts wijzen op de gezondheidstoestand van de heer Zagers. Wij hebben inderdaad tweeërlei verklaringen. U brengt ze in het geding. Ik moet u zeggen, dat wij niet ondersteboven waren van het aangevoerde argument, om het voorzichtig te zeggen. Maar het doet er verschrikkellijk weinig toe, want op dat punt laat het plan niet toe dat de heer Zagers in z'n beroep gegrond verklaard wordt, toegelaten wordt. De raad zal het volgens de geldende voorschriften moeten afwijzen. Dat is de taak. U wordt verondersteld beroepen te toetsen aan de voor schriften, die ter zake gelden en als u bevindt, dat wij de voorschriften

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 179