I I I I I I I I I I I •I I f 1 i I I subsidie voor het werk van de stichting opbouwwerk zullen voorzien. Ik neem aan, dat dat Uw instemming heeft. De heer Kunst Ja natuurlijk. Ik had nog een korte vraag. Is het woord sporthal niet in de notulen geweest De voorzitter Wou U er wat van weten? IJ wilt weten, hoe het er bij staat, neem ik De heer Kunst Ja. Ja. Ik wil vragen of we daar geen pakket tekeningen van hebben ei voorstellen. De heer Pellis Is het vorige gesprek afgewerkt De voorzitter Doelt U op de stichting opbouwwerk De heer Pellis Ja, mijnheer de voorzitter. Ik heb er verwonderd over gestaan, of erger, ik heb me toch wel een beetje zitten ergeren, toen ik van de heer Kunst hoorde dat, hij tot de conclusie is gekomen met de voorzitifl! dat het opbouwwerk wel van de baan kan. U wacht op de komende begro ting, geloof ik, is het niet Ik zal het zachter zeggen. De heer Kunst en de voorzitter zijn van me ning, dat het opbouwwerk geen functie in Zundert vervult. De voorzitter Helemaal niet. De heer Pellis Helemaal niet Dan zal ik het anders zeggen. De heer Kunst en de vo zitter hebben een geweldige waardering voor het opbouwwerk. De voorzitter Ja, inderdaad. De heer Pellis Oh, ook in Uw hart. Dan zijn wij het eens, dank wel hoor. Het was bij mij zo niet overgekomen. De voorzitter Ik geef U toe, dat het begin van het betoog van de heer Kunst voor mij een aanleiding was om te gaan krabbelen om verdedigende woorden te spreken. Maar het blijkt, dat de twijfels, die hij bij vorige gelege heid heeft uitgesproken zijn weggenomen. Zo heb ik het begrepen en zo kijken wij elkaar aan. En zo is het toch. Hij ziet wel degelijk het nut van de zaak in en naar aanleiding daar van heb ik gezegd ;"Nou mijnheer Kunst, het kollege vindt ook, dat diT werk belangrijk en waardevol is". Ik dacht, dat ik over de persoon van de heer De Rooy duidelijk ben g weest. Dat we waardering hebben voor hem en voor hetgeen hij gedaan heeft en ik hoop, in de komende tijd nog zal willen doen, en dat we van plan zijn om dat ook in de begroting van 1975 weer aan te halen. Hoe U daar deze conclusie uit kunt trekken -j De heer Pellis s Heb ik dan goed verstaan, mijnheer de voorzitter, dat de heer Kunst gesteld heeft, dat die verenigingen het zonder het opbouwwerk wel zou~ den kunnen doen. 0

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1974 | | pagina 165