De voorzitter:
Negatieve bewijzen zijn in dat opzicht zeer moeilijk
De heer Kunst:
Dat weet ik. Als het gemakkelijk was, zou ik u dit
ook niet vragen. Ik wil voorts de beslissingen aan
halen van C.R.M. en de provincie tot het subsidiëren
van deze Stichting. Bovendien heb ik vernomen dat
de Regio-raad van Breda, waarin u, mijnheer de voor
zitter, zitting heeft, in zijn vergadering van au
gustus j.l. positief heeft gereageerd op het sub
sidie-verzoek van de stichting. Dat u toen afwijzend
tegenover dit verzoek stond, heb ik niet vernomen.
Ik zou u willen voorstellen de stichting een kans
te geven. Het gaat slechts om een uitgaaf in 1973
en het volgend jaar van in totaal 1.200,Ik
vind het de moeite waard om te onderzoeken of deze
stichting voor de toekomst van belang is.
De heer Yalk:
Uw college stelt voor om dit subsidie-verzoek af te
wijzen en wel op grond van niet aantoonbare belan
gen voor de gemeente. Wij kunnen dit niet aantonen,
maar wij vragen ons af of wij het verzoek op deze
gronden mogen afwijzen. Als wij onder hoofdstuk
VIII een subsidieverlening zien aan de Heemkundige
Kring "De Drie Heerlijkheden" en de Stichting
Vrienden van het Brabants Orkest, vragen wij ons
af of hier de belangen voor Zundert wel aantoonbaar
zijn. Wat verstaat u precies onder een belang voor
de gemeente? Er wordt een subsidie gevraagd voor
het instellen van een onderzoek naar een eventuele
behoefte aan vormingswerk. Kunt u, mijnheer de
voorzitter, vertellen waarom het Rijk en de Provin
cie hierin wel een subsidie toekennen? Wij zouden
graag meer geïnformeerd worden hieromtrent en
vragen derhalve dit punt aan te houden.
De heer Van Hassel:
Ik ben er voorstander van deze stichting een subsi
die toe te kennen, want ik vind het van belang voor
het vormings- en ontwikkelingswerk.
De heer Huijbregts:
Ik schaar mij aan de zijde van de vorige sprekers.
Ik ben voor aanhouding van dit voorstel.
De voorzitter:
Er zijn nu tweeërlei reacties gekomen. Het lijkt
me verstandig u eerst te zeggen wat ons college
ervan denkt. De heer Laseroms deelt de mening van
de heer Kunst en een aantal uwer, terwijl de heer
Mertens en ik afwijzend staan tegenover dit subsidie
verzoek. De eerlijkheid gebiedt mij om u te zeggen
dat de inhoud van het schrijven van de stichting
ons te vaag voorkomt om u daarover positief te kun
nen adviseren. Als u echter meent dat de stichting
gesubsidieerd moet worden, dan kunt u daartoe van
zelfsprekend beslissen.
- Aanvankelijk