- 30 - Minister van Economische Zaken van België. De heer Verheijen: Dat kunt u nu wel stellen, maar is dat zo? Als ik denk aan de affaire tussen Ijsland en Engeland over de visse rij-rechten, vraag ik me af waaraan de P.I.D.P.A. het recht ontleent om water te onttrekken aan de nederlandse bodem? Bestaan hieromtrent wettelijke regels? De voorzitter: Van belgische zijde heb ik klachten gehoord dat neder landse maatschappijen zoveel water onttrekken aan de belgische bodem. De heer Verheijen: Dat doet aan deze zaak niets af. Dat is een andere zaak. De voorzitter: Hoe zou u overigens willen voorkomen dat, als men water wint op het belgisch gebied, dat water dan ook vanuit Nederland toestroomt? Ik geloof dat we heel duidelijk moeten zijn. We kunnen omtrent deze zaak alleen maar vragen stellen aan de belgische autoriteiten. De heer Verheijen: Dat is niet het principe van mijn vraagstelling. Mijn vraag is in hoeverre een andere natie het recht heeft ons land droog te leggen? De heer Kunst: Het is zeer moeilijk te bepalen in hoeverre een staat het recht heeft op zijn grondgebied zodanig water te winnen dat de grondwaterstand in aangrenzend land be- invloed wordt, Ik kan u meedelen dat juridisch onder legde personen van het komité onderzoeken in hoeverre in het internationale recht zaken als deze geregeld zijn. Ik vraag me in dit verband ook af in hoeverre we moeten toestaan dat in de Beek water afvloeit uit België. Het gaat hier om een moeilijke juridische vraagstelling. De voorzitter: Daaromtrent zal wellicht een juridisch uittreksel te verkrijgen zijn. Een en ander zal mogelijk naar analogie van het Mijnrecht te verklaren zijn. Een gelijksoortige kwestie heeft zich ook voorgedaan met betrekking tot het vanuit Nederland winnen van aardgas onder het duitse gebied van de Eems-Dollaard. Ik geloof niet dat het op dit moment over deze kwestie gaat. We hebben geen directe belangen, die we tot gelding kunnen brengen, want we hebben ter plaatse geen gronden in eigen dom. We lijden alleen een ideële schade, doch dat is een zaak, waarmee we niet ver zullen kunnen komen. Ik dacht dat het voor ons een gelukkige omstandigheid is dat het een staats-natuurreservaat betreft, waarvoor veel aandacht bestaat. Dat betekent echter niet dat we behoeven te wach ten totdat het Staatsbosbeheer met zijn onderzoek gereed is. Daar het gaat om een staats-natuurreservaat, is een - Minister -

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1973 | | pagina 191