- 42 -
vloeding van de zaken mogelijk is. En dat wij dus niet komen
met een voorgekookt en voorgekauwd recept, waarvan u alleen
maar kunt zeggen: ja of nee. Uw uiteenzettingen over de ver
schillende planologische aspekten van de groei van Zundert,
kan ik voor mijzelf gemakkelijk onderstrepen. Het kollege is
het er mee eens. Ik aarzel even ten aanzien van de kwantifi
cering met betrekking tot de kleine kernen, want ik dacht toch
wel dat u de mensen uit het omliggende buitengebied tot die
kernen moet rekenen. Ik dacht dat dat een grens was, die vooral
bij Klein-Zundert niet uit het oog moest worden verloren. Klein
Zundert heeft iets van een ijsberg. Je ziet in de kern zeer
weinig, maar er is een zeer omvangrijk, zeer groot buitenge
bied dat op die kern trekt en daar daar een sociaal knooppunt
heeft. Dat is uiterlijk zeer moeilijk waarneembaar, maar dat
is realiteit. Datzelfde geldt ook voor Wemhout en in dat
opzicht is dus het pleidooi voor de levenskracht van de kernen
van buitenaf wat weinig begrijpelijk, maar gezien de sociale
samenhang in zeer grote gebieden toch wel van belang. Ik wil
van de kant van het kollege ook zeker onderstrepen dat wij
voor hetgeen in die kerkdorpen leeft zeer veel belangstelling
hebben en zeker niet zouden willen -gelet°8p de aktiviteiten
die wij in het verleden in die richting hebben ondernomen dat
die kernen zouden worden bevroren, ook niet in de planologische
zin van het woord. Dat zou in Zundert dacht ik een foutief
beleid zijn. Dat mag je doen met een dorp aan de Linge -om
over Gelderland te spreken- maar dat mag je beslist in ons
gebied niet doen. Dat zou ook een planologische misvatting
zijn, gelet ook op de hele sociale functie van die betrekke
lijke kleine kernen in het buitengebied. Daar trekken veel
meer mensen op dan je denkt. Ik vind het ook prettig dat u
die tekening niet laat zien op het ogenblik. Hij zou aangeven
een paar bulten op een betrekkelijk willekeurig gekozen plaats.
Een ervan is natuurlijk De Berk. Over De Berk hoeven wij niet
te praten, daar zijn wij het al lang over eens dat wij daar gaan
bouwen. Maar waar moeten wij de rest kwijt. U hebt ook gekon-
stateerd dat de aanvankelijke prent, die in een hele simpele
versie gecirculeerd heeft in de commissievergadering, eigenlijk
al in de oppervlakte van het gebied te beperkt was gelet op
de taakstellingen. Daar kwamen wij niet mee gedraaid. Wij zitten
dus nog met een aantal honderden woningen die wij niet plaatsen
kunnen. Wij zitten ook nog met iets waar u van het gemeentebe
stuur beslist niet moet verwachten dat wij daar van afstappen,
nl. de kwestie van de mogelijkheid om van de 7 ha. aan de Ak
kermolen een sportgebied te gaan maken. Daar zijn wij ook echt
niet vanaf te brengen. Daar is een hele grote behoefte aan.
Wij hebben die grond en laat ons nu in godsnaam daar weer niet vanaf
gaan. Dan lopen wij op dat punt nog weer verder achter. Dat is
ook niet goed mogelijk. Ik geloof dat het goed is de studie te
hervatten, gelet op wat vanavond gezegd is en hiermee terug te
komen. Hiermee terug te komen na de nadere uitwerking. Ik ge
loof toch wel dat er vanavond de nodige richting is gegeven aan
de gedachte en ik zou eigenlijk de zaken nu willen gaan afronden
door de heren te vragen wat voor opmerkingen zij in laatste in
stantie naar aanleiding van hetgeen de heer Wissing heeft gezegd
naar voren zouden willen brengen en anderzijds voor te stellen
dat de raad zich toch verenigt met de uitgangspunten zoals die
in de nota zijn vastgelegd, geamendeerd in de zin zoals wij dat
gedaan hebben. Ik doel met name op Wernhout. Ik geloof dat de
uitspraken, die wij hier gedaan hebben, aan duidelijkheid niets
te wensen overlaten. Ik vraag de raad of hij zich met deze uit
gangspunten kan verenigen, op grond waarvan de heer Wissing zijn
werkzaamheden kan voortzetten. Laten wij voorts afspreken- laat
het college zich daar ook nog eens over beraden-dat we de discus
sie hierover op de een of andere manier open zullen houden. Wij
- moeten -