- 38 -
"beginnen. Ik verkeer in een andere funktie, in een andere
situatie, als de heer Jansen, die heeft zijn rapport klaar en
u heeft als kollege uw heleid daarop geënt. Wij hebben daar
bij gezeten, de heer Ouwens en ik. Wij moeten in feite nog
beginnen met de planologische uitwerking van dit stuk. Ik
moet dus nog beginnen met de planologische beweging en de vorm
geving van het hele probleem. Daarmee kan ik samen met u nog
eens nagaan -na deze discussie- wat dat voor consequenties
kan geven en wat voor vragen het oproept- aan de hand waarvan
ik dan samen met u het antwoord kan gaan opstellen. Het is
in beginsel zo dat in de prognose en in de taakstelling, er
van uit is gegaan, dat Zundert harder gaat groeien als het tot
nog toe groeide, omdat met name aangenomen is, dat de hele
natuurlijke aanwas in Zundert kan blijven wonen. Dat komt na
tuurlijk in de praktijk niet helemaal uit. Een eerste vraag
is natuurlijk al: Hoeveel komt er van uit, of met andere woor
den, hoeveel Zundertenaren gaan toch naar buiten en worden,
binnen onze prognose-gedachtevervangen door mensen die van
buiten naar binnen komen. En is dat reëel? Dat is gewoon eens
even een vraag, omdat dat natuurlijk bovendien mensen zijn die
niet op de traditionele wijze in het patroon passen. Zij heb
ben natuurlijk ook niet de neiging -zoals veel Zundertse jon
gens hebben— om zich hier te vestigen als agrariër. Dan hebben
wij dus die versnelde groei. Het komt er dus op neer dat Zun
dert voor 1945 placht te groeien in die mate, dat er op een
jaar een dozijn huizen moeten gebouwd zijn. Na 1945 oplo
pend dus van een 48 woningen per jaar tot een jaarprogramma
van 91 woningen. Daarin is ook de vervanging van de intussen
oude woningen opgenomen. Dat zijn er zo te zien 442» op basis
van vervanging. Dat programma houdt dus in de bouw van 2633
woningen, waarvan er dan 21 2200 nieuw zijn toegevoegd, ter
wijl de andere 450 woningen vervangend zijn. Er moet dus
nagegaan worden of die slechte woningen hoofdzakelijk in
de kernen liggen. In Zundert doet zich het merkwaardige ver
schijnsel voor wat je eigenlijk nergens tegenkomt, de heer
Jansen heeft dat al genoemd, dat op dit moment 46$ van de
mensen in het buitengebied woont en 42% in de kern Zundert. De
resterende 12%, ongeveer 1450 mensen wonen inde kernen Klein
ZundertWernhout, Achtmaal en Stuivezant. Het grote probleem
wat daaruit naar voren komt is dat de sociale eenheid van met
name die drie kerkdorpen veel groter is als de kern. Dat er
dus veel meer Wernhouters zijn dan er in de kern Wernhout wo
nen en dat geldt ook voor de andere kerkdorpen. Dat is de
sociale struktuur van dit moment, waaruit dus de vraag naar
voren komt: In hoeverre moeten wij in ons toekomstig beleid
daarvan uitgaan en laten bepalen door deze struktuur, en in
hoeverre niet. Dus welke marge moeten wij daarvan nemen. Ik
geloof dat "je het ogenblikkelijk met alle sprekers eens kan
zijn, dat het godsonmogelijk is om kernen absoluut te be
vriezen. Als wij dus stedebouwkundig praten over het bevrie
zen van kernen zijn daar nog verschillende meningen over. De
provincie Gelderland stelt dan dat er dan nog een 4% groei
per jaar mag plaatsvinden, alsdan is de kern toch nog bevro
ren. Dat zou dan betekenen dat er in de kernen -waar er naar
ik schat 450 woningen in die buitenkernen zitten- dat er daar
een 30/35 woningen bij moeten komen. Een ander cijfer is een
Wij hebben het in het stadsgewest Tilburg -tesamen met
het E.T.I.- gezegd: Een lijkt ons redelijk voor een kern,
die wij dan bevroren noemen, om dan toch niet dood te gaan.
Moet je dat bevriezen, respektievelijk het doen uitgroeien,
binnen de funktie van die kernen, niet gedifferentieerd zien?
- De -