- 36 -
kunt houden. Hierdoor krijgen wij geen herhaling van de grond-
uitgifte in Wernhout -hetgeen ik achteraf bijzonder jammer vind-
waar de gronden in een keer als broodjes zijn verkocht, waardoor
de hele uitbreiding nagenoeg gelijktijdig wordt gerealiseerd.
Had je in Wernhout die woningwetwoningen niet gebouwd dan zou je
voor de uitgroei van Wernhout nu een enorme voorraad hebben gehad
en zou je nu bouwpercelen kunnen uitgeven aan degenen die zouden
bouwen. Hat kunnen wij nu niet. U zult het toch met mij eens zijn,
dat als je een plan maakt, je dat ook over een bepaalde tijd moet
plannen om stagnatie te voorkomen. Wij hebben het in Zundert ge
had met het Rutvenplan daar hebben wij een enorme stagnatie
gehad voordat wij dat plan eindelijk ter wereld hadden. Dat heeft
ontzettend veel moeilijkheden gekost. Toen het er eindelijk was
is het veel sneller volgelopen dan wij dachten en nu zitten wij
er met de Berk weer tegenaan te kijken. Wij moeten proberen te
komen tot een zodanige toestand- en dat geldt voor eigenlijk alle
bestemmingsplannen- dat je een zekere voorraad hebt, die je in een
zekere geleidelijkheid kunt uitgeven. Als wij dat bereikt hebben,
op basis van een goedgekeurd plan, dan zijn wij eigenlijk waar wij
moeten zijn. Wij hebben eigenlijk steeds achter de feiten aangelopen.
Wij zijn steeds bezig geweest met het stoppen van de gaten die over
al vielen en wij zijn nog niet zo ver gekomen dat wij vooruit zitten.
Wanneer wij de Berk in procedure kunnen gaan brengen -ik doel hier
op het totale gebied- dan zal het mogelijk zijn om op lang zicht
enkele jaren tevoren de zaken klaar te maken.
Mijnheer Valk acht de taakstelling te vaag. Deze is noodzakelijker
wijze te vaag. Daar ontkom je niet aan door de onzekerheden die er
zijn op het gebied van de werkgelegenheid, hoe zal het zich uit
eindelijk ontwikkelen in de agrarische sektor, dat is een zaak die
wij met optimisme tegemoet zien, maar anderzijds ook niet een zaak
waarvan wij absolute zekerheden kunnen bieden. U weet dat wij met
de werkgelegenheid ter plaatse ook betrekkelijk aan handen en voe
ten gebonden zijn, anderzijds -en dan kom ik een beetje in de hoek
van de heer Arnouts terecht- kijk eens wat de heer Jansen zei:
Wij zullen als normaal gaan aanvaarden dat een groot aantal mensen
elders werkt en dan worden wij in zekere zin die woongemeente die
mijnheer Arnouts daar schetste. Alleen worden wij dan niet een woon
gemeente in die zin dat wij op grote schaal huizen gaan neergooien
voor wie ze huren wil; wij worden gewoon een gemeente voor degene/^die
naar de redelijke mate van waarschijnlijkheid hier zullen blijven
wonen of ter vervanging van anderen hier binnen zullen komen. Ik
neem aan dat wij daarmee een vestigingsoverschot zullen moeten krij
gen want anders gaat het inwonertal niet omhoog. Voor de midden
stand zie ik in die woningbouw op korte termijn bijzonder weinig
heil omdat, als het zo zou zijn dat in Zundert zou losbarsten een
bouwaktiviteit van vele honderden woningen per jaar, waardoor zich
op korte termijn grote aantallen mensen zouden vestigen -dan gaat
het niet om enkele honderden maar om enkele duizenden, wil dat
intaresant gaan worden- dan mag je wel verwachten dat er grotere
vissen in het water zullen komen dan tot nu toe hier rond gezwommen
hebben. Wanneer zich de situatie gaat voordoen waar u op doelt,
mijnheer Arnouts, dan komen er andere bedrijven dan er nu zijn en
dan zal het alleen maar leiden tot een versnelde teruggang van de
kleine bedrijven. En ik ben er stellig van overtuigd dat als u van
Zundert zou willen gaan maken een sub-regionaal centrum zeg maar
Etten, dan zal het beslist niet zijn ten bate van de plaatselijke
middenstand die nu bedreigd wordt.
De heer Arnouts:
De Zundertse middenstand kan dat best opvangen. Die grote bedrijven
- kunnen -