- 34 - hierover hen begonnen. De voorzitter: Maar mijnheer Pellis, is het nu een reëel voorstel om te zeggen: wij moeten 200 woningen bouwen. Als u er mij dan bij vertellen kunt hoe ik aan dat contingent moet komen dan vind ik het een reële zaak, maar het is eenzelfde stelling als: wij zijn voor vrede en welvaart. Wij zijn allemaal voor de bouw van woningen, maar vindt u het nu een voorstel dat konkreet in stemming moet worden gebracht of wij 200 woningen moeten gaan bouwen? Daar kan je nauwelijks tegen zijn. De heer Pellis: Als u een uitspraak van de raad hebt kunt u met volle furie gaan werken. Het is toch allicht het vragen waard. En wat betreft de in het buitengebied te vestigen campings, daar kom ik nog wel een keertje op terug. De heer Pellis overhandigt de voorzitter dan een motie waarin hij vraagt om 200 extra woningwetwoningen. De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Huijbregts. De heer Huijbregts: Wat uw antwoorden betreft, mijnheer de voorzitter, daar spreekt de beleidsnota toch wel iets anders over,namelijk: De kern Wernhout dient mede gelet op het standpunt van het provinciaal bestuur als een vrijwel afgeronde eenheid te worden beschouwd. Ik zou suggereerd hebben dat wij in Wernhout wel een zwembad wil len hebben, een sporthal en dergelijce voorzieningen, maar daar is geen sprake van. Wij zijn wel zo nuchter mijnheer de voorzit ter dat wij daaraan niet denken. Wij willen in Wernhout, mijnheer de voorzitter, en dan geloof ik wel dat wij al een heel eind gevorderd zijn, bouwgrond. Men moet in Wernhout kunnen bouwen. Ik heb u daarvoor een mooi idee aan de hand gedaan. Wij zoe ken die ruimte tegenover de kerk, richting Diepstraat. U ant woord^,dat u de groeiende kerkdorpen niet wilt tegengaan. Kunt u mij zeggen in welke mate ziet u zo'n groei? Nogmaals, mijnheer de voorzitter, wij zitten verlegen om bouwgrond in Wernhout. De voorzitter: Dank u wel mijnheer Huijbregts. Ik geloof dat ik in de beantwoording toch nog wel een paar puntjes op de i moet zetten. Mijnheer Hereijgers brengt in herinnering, dat er advies gevraagd gaat worden aan een commissie aangaande de vraag of bepaalde bedrijven als agrarisch moeten worden aangemerkt. Het is voor ons een hele last om te moeten beoordelen of een bepaald bedrijf al of niet als agrarisch kan worden aangemerkt. Daar is een praktijk uit gegroeid, die uiteraard toch ook maar uit mensenhanden is gebouwd. Het is voor ons een moeilijke zaak om in de ambtelijke voorbereiding, in de eigen beoordeling, een ja of nee te zeggen op de vraag of een bepaalde vestiging als agrarisch moet worden aangemerkt. Wij vinden het dus jiezierig dat u deze advisering toejuicht. IJ geeft een achtergrond aan van de bezwaren tegen het oprichten van campings. Ik dacht dat het er eigenlijkveinig toe deed of het om 1 caravan ging of over meerdere, aangezien u doelt op de angst die in agrarische kringen heerst voor de klachten en bezwaren op grond van de hinderwet. Hoemeer niet-agrariërs in - het -

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1972 | | pagina 57