wethouders dezelfde gedachten hebben. In het E.T.I.-rapport
toekomstperspektieven van Zundert van juli 1970, lezen wij op
blz. 6 onderaan: ten aanzien van de boomkwekerijen kan gezegd
worden dat aa n dit soort bedrijven grote toekomstmogelijkheden
kunnen worden toegedacht en behoeft geen sterke daling van de
bedrijvigheid en de werkgelegenheid in deze sektor te worden
verwacht. Mijnheer de voorzitter wij wijzen speciaal op de
woorden: kunnen worden toegedacht. Zijn de verwachtingen van
het E.T.I. anders. In tabel 7 op blz. 11 van het E.T.I.-rapport
inzake de bevolking en werkgelegenheid van december 1968 zien
wij de beroepsbevolking in de agrarische sector sterk achter
uit lopen. In 1947 70%. In 1960 47,2%. In 1967 37,2% en vol
gens de verwachtingen van het E.T.I.-rapport in het jaar 2000
17% in de agrarische sektor. Bit is maar liefst een verminde
ring van bijna 30% werkelijke arbeidsplaats in de agrarische
sector. Hoe valt dit te rijmen met de grote toekomstmogelijk
heden voor de boomkwekerijen. Wij hebben reeds gewezen op de
woorden kunnen worden toegedacht maar wat betekent dat als de
verwachtingen anders liggen. Be nota zegt nergens hoe burge
meester en wethouders de uitbouw van de agrarische sektor en
speciaal de boomkwekerijen bewerkstelligen. En als we dan reeds
genoemde tabel zien, dat 18,5% van de beroepsbevolking valt
onder industrie en ambacht in 19&7 en d-e verwachtingen gesteld
worden in het jaar 2000 op 33% betekent dit een toename van
arbeidsplaatsen van 150%, terwijl de nota de gedachten van het
E.T.I. overneemt enige werkgelegenheid, zij het op beperkte
schaal, in ambacht en nijverheid te moeten scheppen. Het E.T.I.
spreekt van wenselijkheid van enige werkgelegenheid. Met andere
woorden, mijnheer de voorzitter, er zal meer gependeld moeten
worden en niet zo'n klein beetje meer. Want als die werkgelegen
heid hier wordt ontnomen waar moeten die mensen dan naar toe.
Sociaal gezien dachten wij in het algemeen dat pendelen toch
ongewenst is. Weten burgemeester en wethouders meer over de
blijvende werkgelegenheid elders. Wij denken voor elders aan
de direkte omgeving, zoals in de nota over Breda en Etten wordt
gesproken. Gezien de economische situatie betwijfelen wij sterk dat
in de toekomst voldoende werkgelegenheid in de omgeving van
Zundert zal liggen. Zij, die van buiten de plaats komen worden
het eerst op straat gezet. Kunnen burgemeester en wethouders
reeële zekerheid verschaffen over blijvende werkgelegenheid in
de direkte omgeving.
In het E.T.I.-rapport wordt gezegd dat bewerkstelligd moet wor
den de eigen bevolkingsaanwas in Zundert te houden. Zijn bur
gemeester en wethouders het daarmede eens. Zo ja, hoe denken
zij dit te verwezenlijcen. In één van de andere E.T.I.-rapporten
wordt gesproken over een vergrijzingstendens van de bevolking.
Anderzijds wordt gesteld de noodzaak de natuurlijke groei van
de bevolking van heden in de eigen gemeente vast te houden. Bit
zal niet goed mogelijk zijn omdat de groei van het aantal ar
beidsplaatsen waarschijnlijk niet gelijk op zal gaan met de be
volkingsgroei dus uittocht van jongeren. Be pendel zal niet
ongelimiteerd kunnen toenemen, immers de zuigkracht van de plaat
sen als Breda, Etten enz. moet men niet onderschatten. Men kan
daar ook wonen. Verdere uitbreiding van opleidingsmogelijkheden
zullen met name de jongeren te zijner tijd noodzaken verder te
gaan op zoek naar een geschikte werkgelegenheid in Breda, Etten
of Roosendaal. Een massale pendel op langere afstand is dan niet
waarschijnlijk, zo de vestiging van jongeren buiten Zundert
steeds vaker zal voorkomen, tenzij men veronderstelt dat alle
- jongeren -