daaruit voortvloeiende feit dat men juist bij die concentratie tot het maximale voorzieningenpatroon kan komen. Daarnaast -en dat is, ik zeg het u nogmaals, niet helemaal onze deskundigheid alhoewel wij daar toch wel achter kunnen staan-, stelt de P.P.D. dat een wilde uitgroei onaanvaardbaar is. Wanneer wij de zaken micro-economisch en micro-planologisch ten aanzien van Zundert aan het nationaal en provinciaal kader relateren, waar die con centratiegedachte min of meer ook wordt vervuld door die steden- rug verder te laten uitgroeien, dan zal het zo zijn dat wanneer je op die microschaal kijkt in feite aan diezelfde voorwaarden voldaan moet worden namelijk die concentratiegedachte en dus niet die versnippering naar die kleine kernen toe. Dat is dus een planologische redenéring waar hoewel wij, zoals ik al stelde, niet helemaal planologische deskundigen zijn toch wel achter kunnen staan te meer wanneer zich dit combineert met economische argumenten. Ik heb u dus verteld dat die concentratie bij ons toch wel voorop staat, maar dat dat niet hoeft te impliceren dat die kleine kernen nu helemaal stil worden gelegd. Ik dacht dat daar een geringe uitgroei, dat wil zeggen op de schaal van een eigen groei, toch wel gemotiveerd was, wil je althans niet het fenomeen tot stand laten komen dat die gemeenschapjes zich dan totaal verschralen. Dat verschralen hoeft dacht ik toch niet he lemaal waar te zijn, omdat de afstanden tot die hoofdkern ook maar zeer relatief zijn. Ik weet wel dat cfe afstanden groot lij ken wanneer tussen de dorpen een hoop groen ligt, maar in een stad moeten ook afstanden van 6 a 10 km worden afgelegd om bij de geconcentreerde voorzieningen te komen en dan vindt men het normaal Ik dacht burgemeester en aanwezigen dat ik hier in grote lijnen had toegelicht hetgeen wij uit onze studies en uit onze aanbe velingen naar voren hebben gebracht en ik dacht dat althans wat mijn gedeelte betrof het vruchtbaar zou zijn om via een vraag stelling tot een gedachtewisseling over deze zaak te komen voor zover er bij iemand vragen aanwezig zijn. De voorzitter: Dank u wel mijnheer Jansen. Dank u wel voor uw voortreffelijke inleiding en ik dank u voor de papierenarbeid die van het E.T.I. naar ons gekomen is. Ik geloof inderdaad dat het zin heeft om eerst eens te gaan praten over deze uitgangspunten. Over de cij fermatige benadering van de problemen en de taakstelling in het algemeen. En dat wij er verstandig aan zouden doen om daarna pas de heer Wissing te vragen deze dingen in de ruimte te ver talen. Ik hoop, dat u hiermede instemt. Dan krijgen wij een wat duidelijke scheiding ook in de materie. We zullen namelijk ons vooral moeten afvragen: is dit inderdaad de reëel mogelijke groei van deze gemeente, is dit wat onze spankracht kan opbren gen, is dit een reële verwachting en is dit wat wij waar kunnen maken en is dit niet dromerij wishful thinking datgene wat wij misschien wel mooi zouden vinden maar wat redelijkerwijs geen haalbaar doel is. Ik zou willen vragen wie van u heren, naar aanleiding van hetgeen gezegd is het woord wil voeren. De heer Kunst: Ja, mijnheer de voorzitter, het is wel eens prettig dat je ook eens kunt gaan staan in de raadsvergadering. Dat is weer eens wat anders dan normaal Mijnheer de voorzitter, volgens het streekplan West-Brabant mag Zundert dus uitgroeien tot een lokaal centrum. - De -

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1972 | | pagina 31