19 december 1972, nr.391
Openbare vergadering van de raad der
gemeente Zundert, op dinsdag 31 oktober
1972 om 19«30 uur ten gemeentehuize
(raadszaal)
Aanwezig zijn de heren
Voorzitter is de heer
Secretaris is de heer
A.Verheijen,Th.SM.Valk,W.G.Leeuw,J.0.van
Bedaf, M.W.G.Laseroms, P.J.M.Kunst,
J.HereijgersJ.J.Pellis, AJ.Mathijssen,
P.J.Mertens, L.J.van Hassel, Chr.P.
Huijbregts, A.G.Hoekman, J.J.Koeken en
A.P.AJ.Arnouts
mr.A.P.C.L.Kievits
C.P.A.Stoffelen.
Opening.
JNotulen.
De voorzitter opent de vergadering met het voorgeschreven gebed.
1 - Vaststelling van de notulen van de vergadering van 25 september
1972.
De heer Huijbregts
Ik wil hier iets naar voren brengen dat eigenlijk geen betrekking
heeft op deze notulen. Toch acht ik het belangrijk genoeg om dit
nu aan de orde te stellen.
De voorzitter:
Ga Uw gang
De heer Huijbregts:
In verband met de kamerverkiezingen op 29 november a.s. en de be
langrijkheid ervan, is ons gebleken dat een opvallend deel van de
kiezers zich niet voor deze verkiezing interesseert. Dit betekent
dat die mensen hun stem niet zullen uitbrengen. Wij vinden dit
een zeer kwalijke zaak. Gezien de belangrijkheid van deze verkie
zingen willen wij U vragen, mijnheer de voorzitter, of het niet
wenselijk zou zijn dat U als hoofd van de gemeente via de plaatse
lijke pers een oproep zou willen richten tot de plaatselijke
bevolking om in deze te wijzen op de grote verantwoordelijkheid.
Ik weet niet, mijnheer de voorzitter, of U hier enig nut inziet,
maar wij zijn van mening dat het wel op zijn plaats is.
De voorzitter:
Ik moet U bekennen dat ik in de bekoring geweest ben om een derge
lijke oproep uit te sturen omdat de schaal waarop men weggebleven
is bij de laatste verkiezing -toen de opkomstplicht niet meer gold
zodanig verontrustend is geweest, dat iedere aansporing, ook al
is deze dan tevergeefs, gedaan zou moeten worden. Ik heb op een
zeker ogenblik gedacht: ik zal het niet doen. Zal men mij begrijpen;
Zal men niet denken wat slooft hij zich uit Nu dit hier in de
raad gezegd wordt is dat voor mij een gerede aanleiding om inder
daad iets dergelijks te gaan doen. Het is inderdaad van dien aard
dat de mensen alstublieft eens een keer moeten begrijpen dat het
één ding is om in het café en in de huiskamer de politiek te be
commentariëren en een ander ding om bij die verkiezingen, wanneer
men zijn stem kan laten horen, weg te blijven. Gezien het grote
percentage wegblijvers acht ik het van belang een dergelijke op
roep te laten uitgaan. Ik zal, mijnheer Huijbregts, dus op Uw
suggestie ingaan.