De heer Wissing:
U hebt er de nadruk op gelegd,mijnheer de voorzitter,
dat wij op een zo objectief mogelijke wijze hebben
gehandeld. De lijnen op de kaart zijn niet meer dan
een eerste gedachtehoewel we zoveel mogelijk rekening
gehouden hebben met hetgeen we van het landschap wisten
namelijk voor wat betreft de hoogteligging, het gebruik
voor de tuinbouw en de verkaveling van de gronden. In het
structuurplan zullen we dat in grotere mate moeten doen.
We hebben zelf ook aan model IV de voorkeur gegeven.
We hebben het andere plan dat in diskussie is, model II,
als tweede keuze op onze lijst staan. U zegt terecht dat de
keuze voor plan II door het Berk- en Rutvenplan is
bemoeilijkt. We zijn er toch aan de gang gegaan met een
gedachte die toch meer lijkt op een zekere afronding van
het plan de Berk, dat overigens een forse uitbreiding
betekent. Op zichzelf is het voortbouwen in die richting
wel een mogelijkheid, maar misschien is te weinig over
gekomen het grote bezwaar dat wij er tegen hebben namelijk dat
in plan II in feite een geheel nieuw Zundert gaat ontstaan
van een enorme omvang ten zuiden van het huidige Zundert
op een zodanige afstand van het centrum van Zundert, dat we
daarvan een omgekeerde zuigkracht verwachten verwachten.
Dat betekent dat dit zal kunnen leiden tot een ontwikkeling
van een éigen centrum in dat nieuwe zuidelijke stuk Zundert.
We dachten dat juist het stopzetten van de ontwikkelingen
in de Berk en het overspringen naar de ontwikkeling in de
richting van Klein-Zundert, de mogelijkheid zal bieden op
een kortere afstand, maar op een duidelijk eigen plaats,
een sterkere relatie met Zundert tot uitdrukking te brengen.
We zullen in de tuinderijen tussen Zundert en Klein-Zundert
wandelpaden met beukenhagen moeten maken, welke een zo kort
mogelijke fiets- en wandelrelatie kan geven tussen de ene
en de andere oever. Dan is die relatie net zo intensief
als de relatie ten noorden van de Prinsenstraat.
Uit de rapporten van het Economisch Technologisch Instituut
weten we dat we een aantal mensen kunnen verwachten. We
zullen ze toch moeten huisvesten.Of de groei exact in dit
tempo zal gaan dat is niet zo vreselyk relevant.
We moeten dus nu een keuze doen. In de loop der tijd kunnen
we nog wel eens variëren, dat kan altijd. De huidige keuze
is te vergelijken met de keuze die onze voorouders destijds
terecht gedaan hebben,namelijk om een bepaalde omvang van een
gemeenschap te vestigen op 'gefri rug tussen 2 beekdalen.
Het verlengen van de bebouwing op een plaats waar de bult
tussen 2 beekdalen zich vernauwt en verlaagt -in het Berkplan
zitten we namelijk lager ten opzichte van de gronden welke in
model IV zijn opgenomen- is eigenlijk al onpraktisch.
We gaan dus eigenlijk principieel verder op een historische
wijze door voor model IV te kiezen. Ik geloof dat je in de
fasering met dit model IV alles kunt doen. We kunnen nog
afspreken waar we het eerste gaan beginnen. We kunnen
- in -