- 11 - heer Huijbregts naar voren heeft gebracht. De heer Huijbregts is hierop ook dieper ingegaan. Ik dacht dat wij -gegeven de bestaande situatie - nog over ruime mogelijkheden beschikken. Ik zou niet durven beweren, dat, indien deze plannen vandaag opnieuw zouden worden vastgesteld, we van de provincie dezelfde marge zouden krijgen ten aanzien van de perceelsoppervlakte. Het is u, mijnheer Valk, ook wel bekend, dat goedkeuring op soepeler verordeningen niet behoeft te worden verwacht. Dat is een feitelijk gegeven, waarmede we rekening zul len moeten houden. De heer Valk wijst er terecht op, dat wij voor de huisvesting moeten zorgen door de bouw van woningwetwoningen mogelijk te maken (ik zou dit aan wil len vullen met: eveneens particuliere woningen) en dat wij de aanwezige woningwetwoningen in een zo goed moge lijke staat moeten houden. Wij proberen dat ook. Ik kan u mededelen dat een plan, dat voorziet in het aanbren gen van douches in een aantal woningwetwoningen, in een vergevorderd stadium van voorbereiding verkeert. Als ik u zou kunnen garanderen dat stagnaties ten aanzien van de bouw van woningwetwoningen niet meer zouden optreden, zou ik dat zelf ook heel plezierig vinden. Ik kan u ver zekeren dat wij die stagnaties minstens net zo hard voelen als u. U waardeert hetgeen aan sport- en spelgelegenheid is ge schapen voor de kleuters. Daar ben ik blij mee want dat stemt helemaal overeen met het beleid dat het kollege tracht te volgen, namelijk door op de plaatsen waar dit mogelijk is (ook in de bestaande wijken) kleine speelge- legenheden te maken, juist voor de kleinere kinderen. Wij gaan daar gestadig mee door. Wanneer er ons een moge lijkheid onder ogen komt, wordt deze grondig bekeken. U hebt al verschillende realisaties gezien die daarvoor het bewijs leveren. U spreekt uw sympathie uit voor de plannen om tot peuterzaaltjes te komen. U zegt, dat de raad in een voorkomend geval daarvoor financiële steun zal moeten ge ven. Dit is geen onderwerp van gesprek geweest in het kol lege. Ik geef daarom slechts een voorlopige reaktie, die niet de mening van de wethouders behoeft te dekken. Ik dacht wel, dat het geboden is met deze dingen wat voorzich tig te manoeuvreren. Als uitgangspunt zou ik willen stel len dat het nog altijd op de weg van de ouders ligt om voor de allerkleinste kinderen te zorgen. Dat is in begin sel geen zaak voor de gemeente of het rijk. Afgezien van die overweging, kan ik mij toch voorstellen dat er prak tische overwegingen kunnen zijn, dat het toch wel goed is om voor die kinderen speelgelegenheid te hebben. Ik moet er wel op wijzen dat het een tamelijk ver voerende weg is op dit ogenblik -nu er van rijkswege ten aanzien van d financiering van het bestaande pakket van onderwijs de grootst mogelijke moeilijkheden bestaan en niet verwacht mag worden dat op grote schaal iets aan die peuterzaaltjes zal worden gedaan -een zaak zal zijn van zorgvuldig over leg of de gemeente zich in principe gaat bekennen tot fi nanciële steun aan een project, dat begint met een loka liteit waarin enkele goedwillende vrijwilligsters iets gaan doen, maar dat bij gebleken succes gaat uitgroeien en hogere eisen gaat stellen. Dit kan resulteren in het - voor -

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1972 | | pagina 11