- 14 - Indien de mensen daartegen geen bezwaren hebben dan meen ik dat de mogelijkheid moet worden geboden om de mensen meer vrijheid te geven ten aanzien van de bebouwing van hun ach tererf. De voorzitter: De heer Yalk heeft gezegd, dat die mensen dat zelf willen,, Er is inderdaad een verzoekschrift binnengekomen van diver se bewoners van de Vincent van Gcghstraat. Wij kennen ech slechts een concrete bouwaanvraag. Ik heb het vanmorgen nog nagevraagd, maar behalve de aanvrage van de heer Mart. s zijn er geen andere bouwaanvragen binnengekomen, Gesteld wordt dat wanneer die mensen dat willen,dat dan ook mogeli k moet zijn. Dat betekent toch wel, dat al zo onmogelijk, e uniforme regeling moet zijn. We hebben toch al te maken m een ratjetoe^van bepalingen waar wij op een zeker ogenbli' unxformiteit moeten brengen. Wij hebben er geen behoefte aan om de diversiteit nog te vergroten. Ik neem aan dat U dat zult kunnen billijken, omdat dat de rechtseenheid ten goede komt. U zult willen spreken over de mogelijkheden i het algemeen en niet alleen ten aanzien van de achtererver van de bewoners van de Vincent van Goghstraat. Er is over deze aangelegenheid nog nader overleg gepleegd met de ste£> bouwkundige. De huidige bepalingen op het punt van "de' aan bouwen en bijgebouwen zijn gunstiger dan de ontverp-bepa- lingen die de heer Wissing heeft opgesteld. Wij geven er der halve de voorkeur aan omtde bestaande bepalingen te handha ven. De huidige bepalingen geven op het punt van de aanbou wen een grotere vrijheid dan het voorstel van de heer Vis sing. In de praktijk wordt namelijk de aanbouw welke wordt opgericht tussen de achtergevellijn en de achtergevelrooi lijn niet medegerekend voor de bepaling van het maximum aan tal m2. Pat is een voordeel van het huidige systeem. U zult -och moe '„er accepteren dat er een zekere regeling moet zijn voor de bebouwing op het achtererf. U kunt wel zeggen vrij heid blijheid maar zult het met mij eens zijn, dat wij de mensen nneten dwingen te zoeken naar een oplossing die een beter milieu rondom de woning garandeert. U kunt allemaal de nijging van de mensen om diverse aanbouwen in verscheide ne vormen tegen de woning aan te brengen. V/ij zijn toch wel van mening dat terzake van de aanbouwen en bijgebouwen ter- wille van het woon-en leefmilieu strikte regels dienen 6 worden gesteld. De voorschriften, die wij nu hebbel strekken er toe dat er achter het huis geen hofjes ontstaan! V/ij ei sen afstand tuisen de bijgebouwen en de woning.Wij zijn van oordeel dat dit stel voorschriften goed en logisch te hanteren is. Het kan natuurlijk in de praktijk iemand wel eens verkeerd uitkomen, daar hebben wij echt wel begrip voor In het belang van een geordende bebouwing is het toch nood zakelijk, dat de voorschriften stipt worden nageleefd. De heer Pellis: De stedebouwkundige zit mij zwaar op de maag. Ik doel hier op het advies dat hij heei t gegeven ten aanzien van de bouw- aanvrage van de heer van Trijp aan de Veldstraat. Doordat de bouw van die garage niet kan worden gerealiseerd, moeten de vrachtwagens noodgedwongen op straat blijven staan. Het ge volg hiervan is dat er reeds twee ongelukken zijn gebeurd. De stedebouwkundige acht het evenwel onverantwoord om het bestemmingsplan op dat punt te wijzigen. Ik zou U allen wil len Voorstellen o ter plaatse poolshoogte te gaan nemen. Wanneer U dan van oordeel bent dat de stedebouwkundige on gel/ jk heeft; adviseer ik hem terstond zijn ontslag t ver lenen. U hebt neg gezegd meneer de voorzitter, dat de mensen de neiging hebben allerlei bouwsels tegen een woning aan to bouwen. - 15 - De mensen zijn echt niet gek,meneer de voorzitter. Wij wil len echter een klein beetje vrijheid. Zij willen naar hun eigen zin bouwen. Ik heb laatst nog gezegd dat de scherpe kantjes eraf moeten. Dit is nou een scherpe kant,,meneer de voorzitter. De voorzitter: Ik heb U blijkbaar niet kunnen overtuigen. De heer Valk: Mij hebt U evenmin overtuigd) de leefbaarheid wordt echt geen geweld aangedaan wanneer deze meneer Martens in de gelegenheid wordt gesteld om de garagecp de door hem ge wenste plaats te bouwen. Daardoor gaat zijn leefbaarheid echi; niet achteruit. Meneer de voorzitter, wij hebben enige tijd geleden een hele nieuwe bouwverordening vastgesteld. Deze bouwverordening is landelijk van kracht geworden. In die bouwverordening is van alles geregeld. De bouwverorde ning zit wat dat betreft erg goed in elkaar. Als wij deze bouwverordening toepassen op het punt van aanbouwen en bij gebouwen dan garanderen wij een goede leefbaarheid. Ik snap daarom niet dat wij deze twee voorschriften naast el kaar moeten zetten. De bouwverordening regelt precies wat op het achtererf kan worden toegelaten, ook daar wordt de afstand van de bijgebouwen tot het hoofdgebouw aangegeven. Waarom hanteren wij de bepalingen van de bouwverordening niet, meneer de voorzitter, dan kunnen wij de bepalingen van het bestemmingsplan op dit punt schrappen. De achter gevelrooilijnen in de bestemmingsplannen zijn zeker niet uniform, er zijn bouwblokken die een diepte hebben van 7, 8 en 9 meter. Ik zou er voor willen pleiten om die achter gevelrooilijnen uniform te maken, daardoor èntstaat er al een grotere vrijheid. De voorzitter: Er wordt mij zojuist ingefluisterd, dat de bouwblokken in de bestemmingsplannen overal 9 diep zijn. Op enkele pun ten zijn de bouwblokken zelfs 10,5 m diep. De heer Valk: Dan is het verschil tussen de diepten der bouwblokken niet 7 en 9 i" maar 9 en 10,5 m. Waarom zouden wij de achter gevelrooilijnen niet zodanig leggen, dat de burgers zoveel mogelijk vrijheid wordt geboden. De voorzitter: Ik ben het helemaal met U eens, dat wij op dit punt unifor me bepalingen moeten hebben. Dat zullen wij ook gaan doen. De heer Valk: Ik zou burgemeester en wethouders willen adviseren om eens goed te kijken welke voorschriften de bouwverordening te dien aanzien bevat en daarbij tegelijker tijd overwegen of de bouwverordening niet voldoende waarborgen bevat om het leefmilieu te beschermen. Als u van oordeel bent dat de voo?schriften van de bouwverordening voldoende bescherming bieden, vraag ik mij af waarom de bestemmingsplannen nog voorschriften moeten bevatten ten aanzien van aanbouwen en bijgebouwen. De voorzitter: Wij achten de ordening van aanbouwen en bijgebouwen op het achtererf een noodzakelijke en nuttige zaak. Ik zie echt geen mogelijkheid meneer Valk, om LVsuggestie over te nemen.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1971 | | pagina 115