- 12 -
iemand die een bedrijf heeft van 1 ha. en aansluitend
een ha. erbij koopt, dat deze laatste ha. deel gaat
uitmaken van de eerste ha. en als een geheel wordt ge
zien.
De voorzitter:
Het begrip bouwperceel is iets heel anders dan het be
grip agrarisch bedrijf.
De heer Valk:
Dan begrijp ik niet dat deze voorschriften zo zijn vast
gesteld. Die voorschriften zijn destijds toch vastgesteld
met de bedoeling dat de door mij geschetste mogelijkheden
bewaarheid kunnen worden.
De voorzitter:
Hier speelt de dubbeltelbepaling een rol. Het perceel
sektie D^rfl962, gelegen aan het Frans Baantje hoort bij
het perceel gelegen aan de Gaardsebaan.
De heer Valk:
Dat vind ik een bijzonder vreemde zaak. De heer Siemons
koopt een perceel, sektie D, nr. 1962 dat toevallig
grenst aan zijn andere perceel. Als er tussen beide per
celen nu eens een strook grond van een ander had gelegen,
hoe was dan de uitleg van de bepalingen.
De voorzitter:
Dan zou je nog mogen aannamen dat dat perceel D, nr 1962
bij zijn bedrijf hoort. Er zijn wel meer mensen die een
bedrijf exploiteren waarvan een stuk grond aan de over
kant van de weg is gelegen. Dat laatste stuk wordt ook
meegerekend ter bepaling van de bedrijfsgrootte
De heer Valk:
Een dergelijke uitleg laten de voorschriften niet toe.
De. heer Pellis
Het is hier de zuiverste vorm van bureaucratie.
De heer Valk:
Het betreft hier een interpretatieverschil van de voor
schriften. Het is stellig nooit de bedoeling geweest
dat de voorschx-iften een dergelijke uitleg zouden krijgen.
De voorzitter:
Het betreft hier een bevestiging van een jarenlang gevoerde
praktijk. Op grond van dit soort zaken zijn diverse aan-
vrageh om bouwvergunningen afgewezen.
De heer Valk:
Ik hoop dat u mij een paar van deze gevallen laat zien.
Ik geloof niet dat er in de praktijk soortgelijke gevallen
gespeeld hebben.
De voorzitter:
Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat de voor
schriften hier juist zijn toegepast.
-De-
- 13 -
De heer Hoekman:
Ik ben het voor een groot gedeelte met de heer Valk
eens. Ik ben.altijd van mening geweest dat iedere
agrariër op een perceel van minimaal 1 ha. oppervlakte
mag bouwen.
De voorzitter:
Iedere eigenaar mag niet ten behoeve van zichzelf 1
ha. grond van zijn eigen perceel afhalen om daarop
een woning te bouwen. Als een agrariër een bedrijf heeft
dan kan hij niet er van uitgaan dat zijn bedrijf bestaat
uit een aantal kompartimentjes van 1 ha. waarop hij dan
weer woningen mag gaan bouwen. Dat bedoel ik nu tegen
de heer Valk te zeggen.
De heer Kunst:
Ik heb zojuist een paar voorbeelden van de heer Valk
gehoord. Ik zou ook nog een voorbeeld naar voren willen
brengen. V/ij hebben een agrariër die twee zoons heeft en
een bedrijf met een oppervlakte van 1 ha. en 600 m2. Nu
gaat die vader daarop een woning bouwen, het perceel is
namelijk groot genoeg. Na twee jaar zondert hij 300 m2
van dit bedrijf af en verkoopt hij het resterende per-
ceelsgedeeltè aan zijn zoon. Die zoon wil daarop nu e en
woning gaan bouwen. Wordt dat in de praktijk toegestaan?
De voorzitter:
Stellig niet. Alsdan is namelijk de dubbeltelbepaling
van toepassing.
De heer Hoekman:
Als de raad nu tegen het voorstel is van burgemeester
en wethouders is er dan toch nog een mogelijkheid dat
de heer Siemons een bouwvergunning krijgt?
De voorzitter:
Als de raad het voorstel van burgemeester en wethouders
verwerpt houdt dit in dat de heer Siemons een bouwver
gunning krijgt.
De heer Valk:
Wanneer de heer Siemons dat perceel sektie D nr. 1962
aan iemand doorverkoopt mag die iemand dan daarop
een woning bouwen?
De voorzitter:
Mijnheer Valk, nu stelt u mij weer vandie casuïstische
vragen.
De heer Valk:
Dat zijn feiten.
De voorzitter:
Wat is dat voor iemand? Oefent die een agrarisch beroep
uit? Het betreft alsdan een nieuwe bouwaanvrage welke
thans niet aan de orde is. Mijnheer Valk, ik vind het
bijzonder moeilijk om hier vragen te beantwoorden van
kan dit wel of kan dit niet. Ik vind het wel gewenst
dat elk geval van tevoren behoorlijk bekeken wordt al
vorens daarop een antwoord te kunnen geven.
-De-