van afhankelijk zijn en komen te vervallen indien het per
ceel sektie D, nr. 1962 niet behoort tot het perceel aan
de Gaardsebaan. Hoewel in de afwijzende beschikking van
burgemeester en wethouders van 9 april 1971 niet gesteld,
wordt thans door burgemeester en wethouders aangevoerd
dat het Frans Baantje aan welke de wening is geprojecteerd
niet voldoet aan de eisen gesteld voor wegen waaraan mag
worden gebouwd. Mijnheer de voorzitter, wij zijn van oor
deel dat dit geen argument zou mogen zijn om de bouwver
gunning te weigeren. Voor de bouw van stallen op hetzelfde
bedrijf en gelegen aan het Frans Baantje zijn vergunningen
verleend. In die directe omgeving aan dezelfde weg, zijn
bouwvergunningen verstrekt voor drie woningen en verschil
lende bedrijfsgebouwen. Wij vinden dat burgemeester en
wethouders hier terecht gebruik gemaakt hebben van arti
kel 37 lid 4 van de bouwverordening. Mijnheer de voor
zitter, alvorens verder te gaan, vil ik eerst graag ant
woord hebben op de primaire aangelegenheid.
De voorzitter:
De hele zaak is niet afhankelijk van de vraag of het aan het
Frans Baantje gelegen perceel sektie D, nr. 1962 behoort bij
het aan de Gaardsebaan gelegen perceel. Dat is inderdaad een
heel belangrijk punt maar er zijn ook andere gronden waarop
wij deze vergunning hebben afgewezen. Daarbij wil ik even
wel de overweging dat het Frans Baantje,aan welke weg wo
ning is geprojecteerd, niet voldoet aan de eisen gesteld
voor wegen waaraan mag worden gebouwd buiten beschouwing
laten.
De heer Valk:
Ik zou de consequenties van het volgen van de opvatting
van burgemeester en wethouders de heren raadsleden met
een eenvoudig voorbeeld willen verduidelijken. Stel dat
een agrariër op een 1 ha. groot bedrijf een woning met
bedri.ifsonstallen heeft. Stel eveneens dat hij in de gelegen
heid is om aangrenzend aan zijn bedrijf een ha. land
bij te kopen. Wanneer hij zijn oorspronkelijke bedrijf
inclusief woning en de daarop staande opstallen aan
iemand wil verkopen cn op die andere ha. een nieuw be
drijf wil beginnen dan kan hij geen vergunning krijgen
voor de bouw van een woning op die twee ha. Dus als
iemand een ha. grond er bij koopt, welk perceel aan alle
eisen voldoet, dan kan hij geen vergunning krijgen om
daarop een woning te bouwen. Het zelfde voorbeeld kan
gegeven worden ten aanzien van een agrariër die 10 ha.
grond heeft. Hij heeft op (ïe 10 ha. bedrijfsopstallen
on een woning welke opstallen vrij verouderd zijn.
Hij wil vijf ha. inclusief de woning en de bsdrijfsop-
stallen aan iemand verkopen en uit de resterende vijf
ha. een nieuw bedrijf oprichten. Volgens de zienswijze
van burgemeester en wethouders is dat niet toegestaan.
Ik geloof niet dat dat de bedoeling is van de destijds
vastgestelde voorschriften. Indien de raad overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders besluit dan
heeft dit verstrekkende consequenties voor onze agrariërs.
Ik stel daarom de raad heel graag voor dit verzoek ge-
grond te verklaren.
-De-
De heer Pellis:
Het perceel van de heer Siemons voldoet aan alle
eisen..De heer Siemons is agrariër, hij heeft een
bedrijf terwijl het noodzakelijk is dat hij op zijn
bedrijf moet wonen. Ik stel derhalve voor om de heer
Siemons de gevraagde vergunning te verlenen.
De voorzitter:
De heer Valk doet voorkomen alsof wij. door deze be
slissing minder mogelijkheden zouden laten voor a-
grariërs die hier in Zundert willen boixwen. Ik. ge
loof dat ik dat zou moeten bestrijden. De onderha
vige beslissing van burgemeester en wethouders l^s
in overeenstemming met de orakti.ik van jaren. De
beslissing beperkt in £jenen dele bestaande moge
lijkheden. Het ongegrond verklaren van het onderha
vige verzoek om voorziening betekent geenszins een
beperking van de mogelijkheden. Wij hebben stellig
niet de bedoeling om de agrarische stand in Zundert
ter zake beperking op te leggen. Ik kan u wel zeggen
dat waar wij kunnen wij aan de voorschriften een
zodanige uitleg geven dat wij aan de verlangens van
betrokkenen tegemoet kunnen komen. Van die instelling
moge mede demonstratie zijn het feit dat wij u ook
onder de kracht van de nieuwe wet op de Ruimtelijke
Ordening verschillende malen hebben voorgesteld
ten behoeve van een bouwplan een voorbereidingsbe-
sluit te nemen. U moet van burgemeester en wethouders
geen beleid verwachten dat inhoudt dat een ieder in
de gelegenheid wordt gesteld om in het buitengebied
te bouwen. Het is inderdaad bijzonder onplezierig om
sommige gevallen te moeten afwijzen, maar als wij
een behoorlijk.ruimtelijk beleid willen voeren dan
zullen wij ons moeten houden aan de voorschriften.
Mijnheer Valk, als wij uw konstructie volgen dan
houdt dat in dat op elke halve ha. in Zundert een
huis gebouwd kan worden.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter} wij hebben gebieden waar
het niet mogelijk is om tot een halve ha. ontheffing
te verlenen.
De voorzitter:
In elk goval komen wij dan met 1 ha. al een heel eind.
Alsdan zou je tot in het oneindige kunnen splitsen,
tot dat de hele gemeente verdeeld is in stukjes van 1
ha. het zal u duidelijk zijn dat dat er niet in zit.
Ik kan u ook geen antwoord geven op de vraag of de door
u gestelde voorbeelden realiseerbaar zijn. Dat hangt
van veel factoren af o.a. de structuur der bedrijven,
de onderlinge ligging der percelen en het al of niet
van toepassing zijn van de duhbeltelbepaling. Het is
echt niet zo eenvo^^dig als u stelt.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter, ik bestrijd de stelling dat
-iemand-