De heer Valk:
Ik geloof wel, dat dit de consequentie is van het verstrek
ken van subsidie aan Dams.
De voorzitter:
Dat vind ik niet. Het geval van Dams is een concreet voor
liggende aanvrage. Dat is het grote verschil met degenen,
die niet geweest zijn. Ik geloof niet dat we aan de nieuwe
regeling een zó grote terugwerkende kracht moeten toekennen.
De menser. die in het verleden geen aanvrage hebben ingediend,
hadden de subsidie blijkbaar niet nodig.
De heer Valk:
Het al of niet noodzakelijk zijn, wordt volgens deze regeling
niet meer beoordeeld.
De voorzitter:
Inderdaad. We gaan er vanuit, dat het subsidiebedrag voor
iedereen gelijk ligt. We hebben ten aanzien van de aanvrage
van de heer Dams getracht een zo ruim mogelijke interpretatie
aan de situatie te geven. Hij heeft nu een verzoek liggen
van 1969. Voor die tijd viel hij niet in de termen om voor
subsidie in aanmerking te komen. Nu dit verzoek anno 19^9
voor ons ligt, rijst de vraag moeten we de destijds gemaakte
kosten meenemen? Die kosten zijn toen gemaaktaldus de
heer Dams, en maken een belangrijk gedeelte uit van de totale
kosten* Toen is gesteld, laten we een redelijke toepassing aan
deze aanvrage geven. Zo is intern de redenering geweest.
Dat wil niet zeggen, dat tengevolge hiervan aan een nog
ruimere opzet, zoals U voorstelt, toepassing moet worden
gegeven. Overigens moet ik mijzelf corrigeren.
Wij kunnen een bijdrage verlenen. Wanneer de aanvrager erg
kapitaalkrachtig is, zullen we uiteraard geen bijdrage
toekennen.
Het is een té onbestemde zaak om de subsidieregeling tot in
het verleden te laten uitstrekken. Alleen de voorliggende
gevallen willen wij in de nieuwe regeling meenemen.
De heer Valk:
Destijds is het verzoek van de heer Dams afgewezen. De kosten
zijn reeds gemaakt. Nu krijgt de heer Dams voor de aange
legde waterleiding toch nog subsidie.
De voorzitter:
U kunt ook redeneren: Hij bouwt nu een woonhuis, hij mag
de kosten naar ruime maatstaven opvoeren. Wij willen dit
ruim bezien.
De heer Valk:
Als U dit ruim beziet, dan wil ik ook de mensen die geen
aanvrage hebben ingediend, axsnog hiertoe in de gelegen
heid stellen. Anders maken we onderscheid.
De voorzitter:
Er wordt geen onderscheid gemaakt. In principe geldt de
regeling voor de toekomst. Het zou wel verdraaid zuur zijn
wanneer we de regeling niet op de voorliggende gevallen
van toepassing verklaren.We kunnen ten aanzien van de aan
vrage van Dams ook 'met een afzonderlijk voorstel komen.
- 19 -
Het lijkt ons haogst ongewenst #m aan de regeling
de door voorgestane terugwerkende kracht toe te
kennen
De heer Valk:
Dan ben ik er ep tegen, dat aan de heer Dams ten be
hoeve van de reeds aangelegde leiding subsidie wordt
toegekend.
De voorzitter:
De aanvrage van de heer Dams hebben we destijds niet
kunnen honoreren omdat het een schuur betraf. De andere
mensen, die naar Uw mening onder de nieuwe regeling
zouden moeten vallen als de aanvrage van de heer Dams
zou worden ingewilligd, konden in principe wel voor
een subsidie in aanmerking komen, doch hebben geen
verzoek ingediend. Ik zie een duidelijk verschil liggen
tussen de heer Dams en de mensen die een verzoek heb
ben ingediend en de mensen die niets van zich hebben
laten horen.
De heer Jochems:
Is op de aanvrage van de heer Dams destijds afwijzend
beschikt of is hem gezegd, dat hij alsnog een subsi
die kan aanvragen wanneer hij een woning gaat bouwen?
De voorzitter:
Dat zou ik U niet kunnen zeggen, maar gaat U er maar
van uit, dat de aanvrage is afgewezen. Er is hem in
elk geval gezegd, dat hij geen subsidie krijgt in de
kosten van aanleg van de waterleiding voor zijn schuur.
De secretaris:
Er is de heer Dams gesteld, dat hij voor de schuur
geen subsidie krijgt, maar te zijner tijd voor de
woning waarschijnlijk wel.
De heer Jochems:
Dan zou ik het wel vreemd vinden om nu afwijzend te
beschikken.
De heer Valk:
Het is natuurlijk jammer, dat er aan de mensen uitla
tingen zijn gedaan in die zin, dat zij er van uit
kunnen gaan, dat zij mogelijk een bepaald subsidie
zullen ontvangen. Dan is het natuurlijk moeilijk om
deze verzoeken af te wijzen.
Mijnheer de voorzitter, ik laat het hierbij, maar ik
vind het principieel onjuist.
De voorzitter:
Met die notitie zou ik aan de heren willen vragen of
ze stemming willen over dit voorstel?
Aangezien geen der leden stemming verlangt wordt het
voorstel van burgemeester en wethouders geacht te
zijn aangenomen.