- 2 - Moeten deze drie grote feestdagen dan ook nog voor het houden van hels of het vieren van kermis ge bruikt worden.Blijft er dan voor ons geen gelegenheid meer over om deze dagen thuis met onze kinderen te vieren.zult dan misschien wel opmerken,dat men niet naar de kermis moet gaan,maar als de kans geboden wordt,dan ligt het moeilijk. Ik zou graag gezien heb ben,dat deze drie dagen in het jaar vrijgelaten zouden zijn van festiviteiten als hier bedoeld. De voorzitter: Mijnheer Van Aert,de toon bij openbare vermakelijkheden moet worden aangegeven in overeenstemming met wat er bij de mensen leeft.De pastoor van Achtmaal,die uit hoofde van zijn functie toch de eerstaangewezene zou zijn om bezwaar te maken tegen ons voorstelomdat het hier gaat om een kerkelijke feestdag,bleek geen beden kingen te hebben.De mensen hebben niet de gewoonte om met Pasen en Pinksteren een bepaald huiselijk feest te vieren.Met Kerstmis ligt dit anders. Ik geloof ook niet,dat het zakelijk gezien interes sant zou zijn op die feestdag iets te organiseren. Met Pinksteren echter trekt men er uit.Ik dacht niet,dat wij, nu er kerkelijk geen bezaren te ver wachten zijn,een rem moeten leggen op wat de mensen zelf willen. We moeten ons bij deze dingen richten naar het redelijk verlangen van de mensen. Bk ben er van overtuigd,dat men graag die kermis op zondag wil laten beginnen.Het is altijd een beetje een triest gezicht op zondag een gesloten kermis te hebben,die dan pas op maandag mag losbar sten.Haar mijn idee is het zo,dat het Pinksterfeest als zodanig in het openbare leven toch geen stempel drukt op die dag. Het is voor velen een extra lang week-end,waarvan dankbaar gebruik gemaakt wordt om er op uit te gaan. De heer Van Aert: Mijnheer de voorzitter, ik ben er niet gelukkig mee. Ik zou dan ook graag de aantekening hebben,dat ik er tegen ben. De heer Verhejjen: Ik heb geen directe bezwaren,maar ik deel toch wel enigszins de gevoelens van de heer Van Aert. De voorzitter: hebt dus enige reservesmaar kunt het voorstel wel aanvaarden. De heer Verheijen: Ja, mijnheer de voorzitter .De mededeling, dat de pastoor van Achtmaal geen bezwaren heeft,geeft bij mij de doorslag. Wij dachten dat het goed zou zijn dat kleine beet je, dat we nog aan kerkelijke hoogtijdagen hebben,in ere te houden.Het is misschien een conser vatieve opvatting en ik kan beslist begrip opbrengen voor de argumenten,die naar voren hebt gebracht. De voorzitter: Ja,mag ik daar principiëel iets tegenover stellen.Ligt het nu op onze weg om door het in het leven houden van bepaalde regelingen en ordeningen inhoud te geven aan christelijke feestdagen.Moet het dan daarvan komen, kunt het betreuren,dat deze feesten bij de mensen een andere inhoud gekregen hebben,dan gewend bent en dan prettig vindt,maar gegeven de verandering in mentali teit vind ik, dat het geen zin heeft hiervan een kwes tie te maken. De heer Van Doremalen: Ook ik kan de bezwaren van de heer Van Aert wel aan voelen.Daartegenover staat,dat de kermis eerst in de namiddag begint en dat er vanwege de kerkelijke overheid geen bedenkingen bestaan.V/ij kunnen ons daarom met het voorstel verenigen. De heer Van der Heijden: Ik zou zeggen,dat wij,als er van Achtmaal een suggestie komt om er de Eerste Pinksterdag bij te betrekken,niet fijner behoeven te zijn dan de Paus. De voorzitter: Diens standpunt in deze ken ik niet. De heer Van der Heijden: Ik wil maar zeggen,dat als er wezenlijke bezwaren zou den bestaan ,deze dan zeker van de zijde van de pas toor hadden moeten komen. Of het moet zijn,dat pastoors ook niet meer betrouwbaar zyn. De voorzitter: Er zit natuurlijk ook nog een positieve kant aan,Als de kermis in Achtmaal op zondag kan beginnen,dan krygt deze een wat bredere basiswaardoor het ook voor de exploitanten wat aantrekkelijker wordt om te komen,wat weer tot een verbetering van de kwaliteit van de ker mis kan leiden,wat voor Achtmaal alleen maar plezierig kan zyn. De heer Van Aert: heeft er mee geschermd,dat de pastoor deze verruiming heeft goed gevonden,maar De voorziter, by interruptie: Neen,dat heb ik zo niet gesteld.Ik heb gezegd,dat de pastoor geen bezwaren heeft gemaakt en aan die uit spraak kunt dan die waarde toekennen,die er aan wilt geven. De heer Van Aert, zijn betoog vervolgend: maar wy hebben met onze kinderen te maken en niet met de pastoor. Ik dank wel.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1967 | | pagina 42