m
- 18 -
4 - Voorstel van burgemeester en wethouders tot het
verlenen van een voorschot op de vergoeding van
het salaris van de vakleerkrachten voor g.l.o.
en u.l.o. voor het jaar 1965.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt
dit voorstel aangenomen.
Voorstel van burgemeester en wethouders tot het
verlenen van een voorschot op de gemeentelijke
vergoeding overeenkomstig artikel 101 der Lager-
onderwijswet 1920 voor het jaar 1965.
De heer Pellis stelt vast,dat de schoolbesturen
wettelijk niet meer verplicht zijn rekening en
verantwoording af te leggen aan de gemeenten.
Vinden burgemeester en wethouders het dan toch
nog nodig controle op de besteding van die gel
den uit te oefenen en zo ja,hebben zij daartoe
dan het recht.
De voorzitter vindt het moeilijk deze vragen te
beantwoorden.Het college zal toch willen nagaan
waarvoor de gelden besteed worden.
Hij staat de zelfstandigheid van de scholen zo
veel mogelijk voor.
Hij hoopt,dat de schoolbesturen de gelden op een
zodanige wijze zullen besteden,dat burgemeester
en wethouders daarop geen aanmerkingen behoeven
te maken.
Volledigheidshalve wijst spreker er nog op,dat
ten aanzien van de beoordeling van de aanvragen
om medewerking ex artikel J2 der Lager-or.derwijs-
wet 1920 deze zaken nauwgezetter bekeken kunnen
worden.
Tot nog toe is een zeer ruime interpretatie
aan laatstgenoemd artikel gegeven.
In de toekomst zullen de scholen de daarvoor
in aanmerking komende uitgaven ook dienen te be
strijden uit de - thans aangepaste-vergoeding
ex artikel 101. Zij moeten dus self supporting
zijn en niet meer trachten op andere wijze voor
allerlei kleinigheden van de gemeente gelden
los te krijgen.
De heer Van Bedaf verneemt,dat de schoolbestu
ren een grote vrijheid wordt toegemeten.Hij
hoopt dat zij' zuinig met de toegekende gelden
zullen omspringen omdat dan des te meer wegen
zullen kunnen worden aangelegd.
Voorschot ver
goeding vakleer
krachten g.l.o.
en u.1o1965
Voorschot vergoe
ding artikel 101
Lager-onderwijs wet
1920, 1965.
Geen der leden stemming verlangende wordt
dit voorstel geacht te zijn aangenomen.
- 19 -
Voorschot ar
tikel 75 Kleu
teronderwijswet
voor 1965*
Vaste aanstel
ling A.V.Snep
vangers bij de
dienst gemeen
tewerken.
6 - Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlenen
j van een voorschot aan de bijzondere kleuterscholen krachtens
j artikel 75sVierde lid der Kleuteronderwijswet voor het
jaar 1965
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel
aangenomen.
7 -] Voorstel van burgemeester en wethouders tot aanstelling
i in vaste dienst bij de dienst gemeente-werken van de heer
A.W.Snepvangersthans op arbeidsovereenkomst werkzaam.
De heer Van Aert vindt het jammer,dat Snepvangers niet eer
der bevorderd is. Als hij goed is geinformeerdwordt deze
kracht veel ingezet bij het schoonhouden van de waterlossin
gen. Hij meent, dat dit een van de zwaarste werken bij de
gemeente is.Hij zou daarom de man,die zulk werk verricht
alle toeslagen willen geven,die gegeven kunnen worden.
De voorzitter zegt,dat Snepvangers sedert 1 septe.nber 19^9
in dienst is. De mogelijkheid had er ongetwijfeld ingezeten
hem eerder in vaste dienst aan te stellen.
Desgevraagd bevestigt de heer Van Aert,dat hij betrokkene
in diens werk nauwgezet heeft gevolgden voor zijn arbeid
vol lof is.
De voorzitter stelt dan voor Snepvangers met ingang van
1 januari 1964 in vaste dienst aan te stellen.
De heer Leeuw vraagt of aanstelling met terugwerkende
kracht mogelijk is.
De voorzitter antwoordt, dat dit inderdaad kan.
Hij laat vervolgens tot stemming overgaan,na de heren
Van Bedaf en Mathijssen bereid gevonden te hebben als stem-
opnemers te fungeren.
Hij merkt nog op,dat aanstelling met terugwerkende kracht
mogelijk voor belanghebbende financieel geen voordelen
brengt
Hij stelt daarom voor de meest gunstige vorm te kiezen.
De heer Snepvangers blijkt met algemene stemmen te zijn be
noemd.
De voorzitter vernietigt de stembriefjes.
De heer Van Hassel herinnert zich,dat over benoemingen in
het verleden ook wel zonder schriftelijke stemming beslist
is. Hij vraagt of deze besluiten niet moeten worden herzien.
De voorzitter antwoordt ontkennend.
Ssmmi 17192 11