- 8 -
De Voorzitter neemt op de eerste plaats aan dat
de raadsleden het algemeen belang voor ogen hebben en er
geen persoonlijke belangen bij betrekken.
Er is opgemerkt, dat er een morele leant van de
zaak is5 als iemand die morele kant heeft laten zien,dan is
het juist de gemeente, in het bijzonder wat de oorspronke
lijke prijs betreft. De gemeente heeft door te grote wel
willendheid ten opzichte van de industrie,welke welwillend
heid nu wordt afgestraft, getracht de grondprijs te houden
op 5,en/. 3,50. Lis Spreker 7ou zeggen hoeveel
zorgen daarover geweest zijn en hoeveel ^"io^onnt jes en
bezoeken er aan gespendeerd zijn,twijfelt daaraan .remand
Aangaande de brief aan de industrie wijst Spreker
er op, dat ook al weer om de industrie ter wille te zijn
door onmiddellijke mededeling, bericht werd dat de raad be
sloten had gronden te verkopen tegen 3,50 en 5,en
daar stond inderdaad niet bij behoudens goedkeuring van
Gedeputeerde Staten. De zaak ligt toch zo,dat de raad niet
kan verkopen zonder die goedkeuring; het feit dat dit niet
in de brief staat, doet aan de zaak zelf niets af. De rech
ter zal dat wel uitmaken.
Burgemeester en Wethouders zijn de industrie ver
der ter wille geweest,zij hebben laten bouwen,hetgeen mo
gelijk ook afgestraft wordt,omdat verwacht mocht worden van
de andere zijde dat de meerprijs betaald zou worden
Die meerprijs is ook in de raad geweest nadat
Gedeputeerde Staten met f. 5,en 3,50 niet akkoord
gingen. Konform de wens van Gedeputeerde Staten is toen de
prijs nader bepaald. Burgemeester en Wethouders hebben ge
tracht die prijs te drukken(nog eens welwillendheid dus)
maar dat was niet mogelijk en de industrie moet dat aanvaap-
Er is zo vervolgt de Voorzitter, gevraagd naar
een minnelijke schikking,maar de gemeente is gedaagd,niet
de gemeente voert een rechtsgeding.Is het den niet logisch
als de prijs op /.6,35 en 4,85 gebracht is,dat de gemeen
te zich verweert Het ligt dus wel anders,want de in
dustrie heeft de gemeente gedaagd.
Spreker is het wel eens met de Heer Leeuw over
het terwille zijn van de industrie,maar men kan ook wel
iets leren; te grote welwillendheid val hij afremmen.
Wat het benoemen van een kommissie voor een
minnelijke schikking betreft,merkt de Voorzitter op,dat de
feiten er nu eenmaal liggen: de gemeente is gedaagd.
En in het algemeen belang èn om de eigen beslui
ten te respekteren zal dit geding gevoerd moeten worden.
Er bestaat ook geen misverstand; in de gesprek
ken over de verkoop is een prijs van 5,genoemd;
Burgemeester en Wethouders hebben er naar gestreefd die
prijs goedgekeurd te krijgen maar Gedeputeerde Staten wil
den er geen genoegen mee nemen. Eenzelfde gang van zaken
wordt bij alle grondtransaktie gevolgd.Zonder het akkoord
van Gedeputeerde Staten heeft de '"'emeente geen bevoegd
heid voor overdracht.
- 9 -
G
Het is, aldus nog steeds de Voorzitter,erg te betreuren
dat dit zo moet plaats vinden; Burgemeester en Wethouders heb
ben altijd anders verwacht. Nu de bal eenmaal gegooid is,zal de
gemeente moeten kaatsen. Niemand zal toch gedogen,dat op zijn
grond zonder betaling wat er voor staat, gebouwd wordt. De
gemeente is door de industrie gedaagd en de gemeente zal zich
moeten verweren.
Als er geen goede eindkonklusie komt,dan zullen de ge
bouwen afgebroken moeten worden. De raad zou zelfs nog verder
kunnen gaan en het verkoopbesluit intrekken» de industrie zou
dan zelf moeten weten wat te doen daar zitten grote konse—
kwenties aan vast. De industrie schijnt niet anders te willen.
üeel jammer ,zo besluit de Voorzitter,zou het zijn als
de gemeente ten opzichte van de industrie in een verkeerde ver
houding komt te staan, maar in de eerste plaats moet de gemeente
op haar rechten kunnen staan evengoed als de industrie,terwijl
de morele kant in alle geval van de zijde der gemeente in aan
merking is genomen.
De Heer van Bedaf heeft van de welwillendheid der ge
meente vaak gehoord; hij betreurt deze gang van zaken.
Spreker vraagt vervolgens of hoofdambtenaren recht heb
ben vergunningen te geven buiten wat door Gedeputeerde Staten
en Burgemeester en Wethouders wordt goedgekeurd. Het is toch zo,
dat eerst de hoofdambtenaar een zaak bekijkt en daarna Burge
meester en Wethoudersraad en Gedeputeerde Staten.Dit wordt
naar zijn mening soms vergeten. Hij hoopt dat hij dergelijke
gevallen niet meer tegenkomt.
Volkomen kan Spreker beamen,dat men op andermans grond
niet mag bouwen. De gemeente is in dit geval gedagvaard en
niet de industrie Hij meent dat de gemeente deze situatie
moet aanvaarden en verzoekt de ambtenaren te waarschuwen.
De Voorzitter verklaart dat geen enkele hoofdambtenaar
eigenmachtig veranderingen in uitvoering van voorschriften mag
aanbrengen. De verordeningen moeten nageleefd worden tenzij
uitzonderingsbepalingen zijn ingelast. In de onderhavige aan
gelegenheid hebben Burgemeester en Wethouders de bouwvergun-
nin^funnen weigeren, wel hebben zij kunnen weigeren om ook
maar een steen vp de grond te laten zetten. De industrie zat
echter moeilijk en wilde graag tot spoedige bouw overgaan.
Burgemeester en Wethouders hebben toen gemeend de reële weg te
moden bewandelen en toegestemd in de bouw. Nu krijgt de gemeen
te er de klappen voor terug,hoewel Burgemet5ster en V/ethouders
alles gedaan hebben om ter wille te zijn.
De Heer Verheijen heeft uit het voorstel en uit de in
lichtingen niet kunnen begrijpen dat een hoofdambtenaar zich
te buiten gegaan zou zijn met voorbijgaan van Burgemeester en
Wethouders. In de 3e alinea van onderaf aan in het voorstel stac
het z.i. overduidelijk.Waar moet hij nu de zonde van een hoofd
ambtenaar lezen Niemand heeft enige fout begaan of kan een
fout begaan hebben. Waar haalt de Heer van Bedaf dat idee vanciaai.
S*"wm 17192 ii