- Blad 4a -
Wethouders Verheijen zegt, dat het bekend moge zijn, dat hij vroeger
voor nieuwe straten namen gesuggereerd heeft; de notulen kunnen dit ge
tuigen. Ook hij heeft van Ginneken altijd willen eren en hoogachten en
voorgesteld t.z.t. een straat naar hem te noemen. Hij zou daarom - zij
het ook in 2e instantie - een straat misschien even onbeleefd maar ze
ker zo familiair Pieter van Ginnekenstraat willen noemen.
Spreker wil hem alle eer geven die hem toekomt; hij wil dan ook diens
naam geven aan een straat die hem waardig is. Of het de Pieter van Gin
neken of de Wethouder, van Ginnekenstraat wordt, is hem om het even.Ook
heeft spreker nog de idee, galanceerd - hij is misschien vrat parlementair
- om ook nqg eens te denken - en de heer de Bie zal het hem niet euvel
willen duiden - aan een moeder Sjostraat. Spreker wil niet onbeleefd zyn
maar nu is men er aan toe omdat de Heer Kunst het idee aan de hand doet
van de van Ginnekenstraat. Spreker gebruikt deze namen - zonder ook maar
enigszins op het voorstel af te willen dingen meer om ze in reserve te
houden. In de vergadering van Burgemeester en Wethouders hebben ze ook
gespeeld. Een en ander - zo besluit spreker - heeft hij gezegd als reac
tie op.de opmerking van de Heer Kunst. Hij meende dit gerust te mogen
stellen opdat nbch en van Ginnekenstraat noch een Mevrouw de Bie-van
Aalst aan de aandacht van Burgemeester en Wethouders ontsnapt.
De voorzitter zegt toe, t.z.t. in overleg met de archivaris deze namen
voor te stellen.
De Heer de Bie is van huis gegaan met de gedachte nog geen namen,want
er zijn nog geen straten. Hij heeft nu iedereen gehoord. Bij hem is de
grote vraag of die straten er wel komen, en dan wanneer? Hierna verhaalt
de Heer de Bie wat hij de laatste week heeft meegemaakt met de heren van
Haperen, Mr, ten Brink enz. over de kwekerij, de proppenfabriek, de pak-
loods en de gronden tussen het huis van Tjan en de loods. Naderhand zyn
er nog een paar heren geweest n.l. mijnheer Harte en van Dam en eigen
lijk hebben deze mensen staan hoofdschudden over het"feit, dat daar
straten moeten komen. Spreker denkt, dat ze er nog niet liggen. Hij
heeft alles gezien en alle aanwijzingen gegeven en eigenlijk zou hij
moeten concluderen dat er huizen gebouwd zijn omdat er een straat zou
komen; hij draait de zaak dus om. Spreker wil verder niet spreken over
bedragenhij weet niet of het op f.50.000,komt die straat van vóór
zijn huis naar het proppenfabriek. Hij blijft echter bij zijn voorstel:
pas namen geven als de straten er liggen.
De voorzitter kan zich indenken, dat men zich afvraagt of het nu al no
dig xs die straatnamen te geven, maar als men even aan de administratie
denkt, dan zal men dit wel bevestigen.
Bij elke bouwaanvraag, zo vervolgt spreker, en elke taxatie wordt ge
vraagd: waar liggen die gronden en aan welke straat. Er wordt dan ook al
tijd een tekening gegeven, maar de verschillende bureaux willen ook
straatnamen. Voor de administratie is het dus wel noodzakelijk. De Heer
de Bie vraagt of die straten er wel ooit komen en hij doet er nog iets
ondeugends bij, n.l. huizen bouwen om een straat aan te leggen.
Dit - zo verklaart de voorzitter - is echter nooit de geest geweest,
want dat zou achterbaks zijn. Deze straten zijn geprojecteerd en al zou
den ze onverhoopt niet geheel verwezenlijkt Worden, dan. zou er toch al
tijd een stuk overblijven. De Hertogstraat zal zeker verwezenlijkt wor
den. De Jan van Nedervenstraat is al in aanbouw en krijgt dus-zeker zyn
naam. Van de Gaspar Damstraat kan hij zich.voorstellen, dat die niet ge
heel aangelegd wordt maar toch zeker tot aan de tuinen van Dam en Kou-
wenberg. Al wordt het andere stuk dan misschien niet aangelegd, het eer
ste stuk komt er zeker. Naar zijn gevoelen komen de straten er geheel
of ten dele. Spreker adviseert in verband met de moeilijkheden voor de
administratie namen te geven, .fat de namen zelf betreft: over de Hertog
straat en de Caspar Damstraat heerst geen andere mening. De van Neder-
Blad 5.
venstraat ziet men liever de Pieter van Ginnekenstraat genoemd of men kan het
geven van deze naam uitstellen tot er weer andere straatnamen komen moeten.
Als eerste vraag wil hij daarom beantwoord zien of de raad het eens kan zijn
aan de 3 geprojecteerde wegen nu namen te geven.
De Heer de Bie meent - als hij zich althans niet vergist - dat de voorzitter
nu al over 4 straten spreekt, o.m. over een straat op het toekomstig Margriet
van de 'Laerplein,
De voorzitter bevestigt dit laatste en verklaart nog de loop der Gaspar Dam
straat. De Heer de Bie vindt het beroerd om over zich zelf te spreken maar hy
kan er nu eenmaal niet buiten. Nog nooit heeft hij een positief antwoord ge
kregen over het Margriet van de Laerplein. Daarom heeft hij - aan de door hem
genoemde heren - de tekeningen gevraagd en daarop gezien dat er 18 m van de
tuin achter zijn huizen overblijft. De voorzitter heeft - zo vervolgt spreker
- iets gezegd over een vermetele en ondeugende gedachte. Maar het is ook on
deugend dat hem niet gezegd is wat hij zou overhouden. Hij blijft bij zijn
voorstel; geef de straten desnoods de letter A, B of C of noem er een de Dure-
straat, want het zal veel kosten.
De voorzitter reageert op het niet-ontvangen van een positief antwoord met de
opmerking dat alles in het uitbreidingsplan is vastgelegd.
De heer de Bie zegt, dat daaruit niets duidelijk blijkt; er is hem nooit
iets positiefs gezegd. Altijd heeft hij er op gestaan eerst te weten wat er
overblijft.
De voorzitter, merkt nogmaals op, dat het precies in het uitbreidingsplan vast
ligt.
De heer de Bie zegt al zoveel gezien te hebben.
De voorzitter zegt, dat de heer de Bie morgen op het uitbreidingsplan alles
kan zien; als raadslid is hij gerechtigd om te zien hoe een en ander.loopt.
De. heer de Bie zegt dat het nooit duidelijk was en weer vraagt hij hoeveel
hij overhoudt.
De voorzitter antwoordt, dat dit in het uitbreidingsplan omsloten ligt; de
onteigeningscommissie is verzocht om nader advies uit te brengen, maar op het
uitbreidingsplan is alles te zien.
De heer de Bie beweert dit gedaan te hebben; ook de Raad van State is nog ge
weest; hij wil alles afwachten en zien hoe het ligt.
De voorzitter zegt nogmaals dat alles toch volkomen vast ligt; in het gezegde:
van de heer de Bie ligt een soort verwijt maar deze kan alles weten, wat hij
wenst.
De heer de Bie garandeert, dat niemand van de raadsleden weet hoe het pre
cies ligt.
De voorzitter vindt dit wel begrijpelijk, want de raad houdt de grote lijn
aan.
De heer de Bie wil toch nog even afwachten; er is nog tijd genoeg om namen
te geven.
De voorzitter beklemtoont nog eens de bittere noodzaak; komt er geen straat,
dan is de straatnaam ook meteen weg.
De heer Buijs oppert de mogelijkheid om in een volgende vergadering over de
bezwaren van de heren de Bie en Kunst van gedachten te wisselen.
De voorzitter stelt, dat men de beslissing kan aanhouden, maar het is zo on
belangrijk hoe men de straten gaat noemen. Het is echter een kwestie van de
raad. Vooral nu het met de Hertogstraat en de van Nedervenstraat toch al zo
ver is, is het normaal straatnamen toe te kennen. Moeten- zo besluit de voor
zitter - de huizen van Havermans dan aan de B-straat komen?
De heer de Bie merkt op, dat hij een en ander al gezegd heeft bij de aanbe
steding van die huizen.
De voorzitter zegt dat het veel prettiger is nu namen te geven; de straataan-
leg is weerhouden door het rioleringsplan. Het is normaal aan straten namen
te geven.
De heer Kunst stelt voor in plaats van Nedervenstraat de naam van Ginneken-