van de Vleeskeuringsdienst, dat als volgt luidt s Bij Uw besluit van 7 December 1951 werd deze commissie ingesteld en als taak opgedra gen de bestaande gemeenschappelijke regeling te onderzoeken en de daarmede verband houden de kwestie van een eigen keuringsdienst» De commissie ving haar werkzaamheden aan op 8 Januari 1952» In haar eerste voltallige vergadering werd uitvoerig besproken de positie,- welke de gemeente bundert in de gemeenschappelijke regeling met Breda inneemt, .algemeen" is het oordeel, dat enerzijds de centrale gemeente Breda een duidelijk waarneembare machtsposi tie heeft door de wijze, waarop de samenwer kende gemeenten aan de centrale gemeente ge bonden zijn (heffing van keurlonen), terwijl anderzijds de gemeenschappelijke regeling" niet voldoet aan, daarhaan redelijkerwijze te steil enjuridische eisen (wijziging slechts met goedvinden van alle partijen). Het voorleggen van bepaalde cijfers,krach tens welke een verhoging van keurlonen en een heffing van een extra-recht op huisslachtin gen i.v.m. vervoerskosten nodig zou zijn, wordt - zonder dat, als onontbeerlijk sluit stuk, daarop door een onafhankelijke accoun tants—instantie een oordeel is gegeven als van niet voldoende bewijskracht geacht. Het niet ongewijzigd overnemen van de voorstellen der centrale gemeente door één der kringgemeenten heeft tot logisch gevolg, dat de gewijzigde gemeenschappelijke rege ling niet van kracht kan worden, hr is dus thans een impasse, waaruit men zonder ingrij pen van hogerhand niet geraken kan. Juridisch bezien, behoeven aan Breda slechts te worden afgedragen, de sedert 1 September 194-7 gel dende (lagere) bedragen; dë door U aanvaarde nieuwe wijziging bindt ons dus niet aan de hogere bedragen, welke de centrale gemeente heeft bedongen. Daar tegenover staat, dat de verhoging der keurlonen inmiddels de Konink lijke goedkeuring heeft verkregen, zodat Bur gemeester en Wethouders verplicht zijn de ho gere keurlonen te doen innen. De werking van de gemeenschappelijke rege ling, speciaal wat betreft de noodslachtingen wordt onbevredigend en onvoldoende geacht. Het komt telkens opnieuw voor, dat dieren voor noodslachting niet tijdig in Breda op het slachthuis aangevoerd kunnen worden, zo dat vrijwel alle vlees van noodslachtingen wordt afgekeurd, waardoor de eigenaars grote schade lijden. Goedgekeurd vlees van noodslachtingen wordt tegen verlaagde prijs verkochtdit zgn, vrijbankvlees blijft - in sporadische gevallen van goedkeuring - in Breda. De hun- dertse inwoners wordt alzo een goedkoop stuk vlees onthouden. Blad 2. Als 2e deel van de opdracht onderzocht de commis sie de mogelijkheid van instelling van een eigen dienst. Overwogen werd daarbij, dat naast personeel bezetting ook enige accomodatie nodig is. Uitgaande van de in 1950/51 aangegeven slachtingen en de^ laat stelijk vastgestelde keurlonen - echter exclusief de extra-heffing van f.1,50 per huisslachting - kan on een ontvangst van rond f.12.000,gerekend war den. Daartegenover staan nodige personele uitgaven van rond f.8.000,bureaubehoeften van rond f.600,rente/afschrijvingskosten rond f.1.000,-; vervoerskosten rond f.1.500,met als sluitpost voor onvoorzien rond f.900,Globaal genomen kan dus een sluitend geheel verkregen worden met lagere keurlonen dan thans geheven worden. Mede rekening van de extra heffing van f.1,50 per huisslachting zou een inkomsten verhoging van rond f.5.000,be tekenen. Voor inrichting van een noodslachtplaats wordt f.4»000,en voor aanschaffing van hulpmid delen wordt f.1.000,— voldoende geacht. Per jaar vinden rond 100 noodslachtingen plaats, knige ver goeding voor gebruik van de noodslachtplaats zou^ deze.zich zelf kunnen doen bedruipen. De commissie is er hierbij vanuit gegaan, dat een eventuele eigen dienst vol-ambt el ijk zou moeten worden, d.w.z dat de keuringsveearts niet tevens een eigen prac- tijk als veearts heeft. Het is de commissie bekend, dat daarnaar gestreefd wordt, doch er zijn ook nu nog uitzonderingen. De commissie is unaniem van oordeel, dat een eigen dienst zowel mogelijk als zeer wenselijk is. hij heeft in een bijeenkomst met de Veterinair- Inspecteur van de Volksgezondheid dit standpunt uiteengezet en daarbij de indruk gekregen, dat ge noemde Inspecteur principieel voorstander is van grote kringen, dat op medewerking zijnerzijds bij de.formering van een eigen dienst daarom niet gere kend mag worden? en dat hij meer voelt voor een doeltreffende wijziging van de regeling met Breda. De commissie, haar argumenten opsommende en haar visie op de gemeenschappelijke regeling gevende en aantonende, dat een eigen dienst meer efficient werkt dan de huidige grote kring kon wel de Inspec teur voor haar standpunt winnen, doch vermocht he laas niet deze te bewegen zijn principieel stand punt op te geven. De commissie heeft, desniettemin de indruk, dat mits voldoende sterk geargumenteerd - instelling van een eigen dienst mogelijk is. De commissie, haar taak hiermede als geëindigd beschouwend, concludeert derhalve met algemene stem men, dat het wenselijk is over te gaan toti 1. opzegging van de.bestaande regeling met de ge meente Breda, en 2. instelling van een eigen vleeskeuringsdienst, hij adviseert Uw Raad de uitvoering van conclu sie 1 op- te dragen aan Burgemeester en Wethouders en die van conclusie 2 öf aan Burgemeester en Wet houders op te dragen öf haar uitgebreid mandaat te geven tot het treffen der nodige voorbereidingen. De voorzitter geeft hierna het woord aan de voor-

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1952 | | pagina 17