3 - verg2-4-1947- - ingewonnen van den Inspecteur van het Lager-Onderwijs in de inspectie Breda, die, bij zijn brief van 5 Februari 1947, ad viseerde de gevraagde medewerking te verleenen; dat, ter voldoenihg aan de circulaire van Heeren Gede puteerde Staten van Noord-Brabant van 9 Juli 1946 S nr.855» deze aangelegenheid aan dit College is voorgelegd hetwelk, bij brief van 4 Maart 1947 G nr.857» berichtte geen bezwaren te hebben tegen inwilliging van het verziek; gelet op artikel 72 e.v. der Lager-Onderwijswet 1920, heeft besloten; het gevraagde bedrag beschikbaar te stellen onder voorwaar de dat, indien t.z.t. voor opgemelde herstellingen schade vergoeding wordt uitgekeerd, deze vergoeding, tot een be drag van 1805,28, of, zooveel minder als wordt uitgekeerd in de gemeentekas wordt teruggestort. De Raad voornoemd, Verzoek tot toepassing ver klaring van art. 55 quajBrter der L/.O.Wet 1920 op openbare la gere school -alhier. - r.851.2 A 02 VI. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tafc het richten van een verzoek aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om voor het jaar 1948 de bijzondere omstan digheden, bedoeld in artikel 55 quarter, le lid, der L.O. Wet 1920 op de openbare lagere school alhier van toepassing te verklaren. De Voorzitter zegt, dat tengevolge van het gering aantal leerlingen, hetwelk de openbare lagere school alhier bezoekt de kosten per leerling buitensporig hoog zijn.Naar verwacht wordt zal dit 78,- per leerling zijn. Ingevolge de gelden de wettelijke bepalingen zouden de besturen der bijzondere scholen aanspraak op een vergoeding per leerling kunnen doen gelden tot eenzelfde bedrag, indien niet artikel 55 quarter der L.O.Wet 1920, den Minister van Onderwijs, Kun sten en Wetensdhappen de bevoegdheid had gegeven om te be palen dat, indien bijzondere omstandigheden aanwezig zijn,de kosten van de openbare school buiten toepassing worden ver klaard voor de berekening der aan de bijzondere scholen toe te kennen vergoeding. Deze bijzondere omstandigheden zijn hier zeker aanwezig. Derhalve;* wordt met algemeene stemmen besloten zich met het ondervolgend adres tot den Minister te wenden; AAN den Minister van Onderw&jsKunsten en Wetenschappen te 's-GRAVENHAGE. Geeft; met verschuldigden eerbied te kennen: de Raad der gemeente Zundert in zijn openbare vergadering van 2 April 1947t dat in deze gemeente een tfgperibare lagere school is ge vestigd waarvan het aantal leerlingen over 1946 gemiddeld 14 1/3 heeft bedragen; dat tengevolge van dit gering aantal leerlingen de kosten per leerling zoodanig hoog zijn, dat op dezen grond zeer ze&er de "bijzondere omstandigheden" als in het le - - verg- 2-4-1947 lid van artikel 55 quarter der Lager-rOnderwi j swet 1920 bedoeld, aanwezig geacht kunnen worden; dat immers voor het jaar 1948 aan uitgaven, bedoeld in het le lid van aritkel 55 bis der genoemde wet, moet worden ge - raamd een bedrag van: a.kosten instandhouding openbare lagere school 50.- b.kosten huur gebouwen en terreirpien lich.oefeningen 500.- c.kosten aanschaffing en onderhoud leermiddelen enz. 150.- d.kosten verlichting,verwarming en schoonhouden 400.- Totaal ƒ1100.- hetgeen neerkomt op een bedrag van ongeveer 78,—per leerling; dat deze kosten aanzienlijk afwijken van het bedrag dat voor deze school ^Yfarigpc»Hdkrw is redelijk te achten; dat stijging van het aantal leerlingen voor 1948 niet te verwachten is, zoodat ook voor dat jaar aangenomen moet wor den, dat de openbare lagere school in bijzondere omstandigheden zal verkeeren; dat over voorafgaande jaren door U is beslist,dat inder daad de in het le lid van artikel 55 quarter der Lager-Onder- wijswet 1920 bedoelde bijzondere omstandigheden aanwezig waren; redenen waarom adressant U beleefd' verzoekt ook voor 1948 een dergelijke beslissing te willen nemen. •t Welk doende enz. DE SECRETARIS, DE BURGEMEESTER, Wijziging ver ordening be zoldiging werklieden. - 2.08.741 VII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de Verordening regelende de bezoldiging van de werklieden de zer gemeente. De Voorzitter zegt, dat de Raad in zijn vergadering van 29 April 1946 besloten heeft de verordening, regelende de bezol diging van de werklieden, te wijzigen in.dezen zin, dat de kin dertoelage met ingang van 1 Januari 194V, zal worden toegekend tot de kinderen den 18 jarigen leeftijd hebben bereikt. Voor heen was de leeftijdsgrens 15 jaar. Bovendien werd nog de be paling toegevoegd dat Burgemeester en Wethouders, in zeer bijzondere gevallen konden besluiten om de leeftijdsgrens tot 21 jaren te verhoogen. Hoewel Gedeputeerde Staten dezer provincie eerst hun goed keuring aan deze wijziginsverordening hechtten, berichten zij thans, bij hun brief van 11 Maart 1947» G nr.746, Ille Afdee- ling, dat genoemde verordening bezwaren ontmoet bij den Minis ter van Binnenlandsche Za&en, vooi? wat betreft het verleenen van kindertoelgge aan kipderen van 18, 19 en 20 jaar per 1 Ja» nuari 194#. ïolgens genoemden Minister ligt het in het voor nemen om voor het Rijkspersoneel te bepalen, dat te rekenen van 1 Januari 1947, kindertoelage genoten kan worden voor kin deren van 18, 19 en 20 jaar, die het dagonderwijs volgen aan een inrichting voor algemeen vormend-of vakonderwijs. Hij acht een afwijkende regeling voor het gemeente-personeel niet ge— wenscht en geeft derhalve in overweging de onderwerpelijke bepa ling uit de verordening te schrappen en hierop terug te komen wanneer de rijksregeling definitief is vastgesteld. Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel van Burge meester en Wethouders bij het hieronder volgend besluit aan te nemen.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1947 | | pagina 8