16-11-1938
De Voorzitter zegt,dat,voor zoover hem bekend,de
schoolbesturen met een bedrag van F 5«50 per leer
ling de te maken kosten kunnen betalen.In andere ge
meenten wordt eenzelfde bedrag per leerling beschikbaar
gesteld.Er zyn wel gemeenten waar een hooger bedrag
wordt geschikbaar gesteld,doch er bestaan ook ge
meenten, die het bedrag lager hebben bepaald.
Hierna wordt het voorstel,by het ondervolgend be
sluit, zonder stemming aangenomen.
De Raad der gemeente Zundert in zyne openbare ver
gadering van 16 November 1938
overwegende.dat in deze gemeente de gemeenteraad,
ingevolge het bepaalde by artikel 55 bis,le lid,der
Lageronderwyswet 1920,jaarlyks,tegelyk met het vast
stellen van de begrooting van inkomsten en uitgaven
der gemeente,moet bepalen het bedrag,dat per leerling
voor de openbare lagere school in het ^aar,waarvoor
de begrooting geldt,wordt beschikbaar gesteld ter
bestryding van de kosten,bedoeld in artikel 55,on
der e tot en met h en o,alsmede die van instandhou
ding,met dien verstande,dat deze,voor zooveel betreft
de kosten voor het aanschaffen van schoolboeken,leer
middelen en schoolbehoeften,bedoeld in artikel 55 on-
der f,alleen in aanmerking komen,indien deze aanschaf
fing strekt ter vervanging van leer-en hulpmiddelen,
die ten gevolge van langdurig gebruik niet meer ge
bruikt kunnen worden of tot aanvulling van den voor
raad van schoolbehoeften in verband met de verminde
ring door gebruik
dat evenwel de openbare lagere school in deze gemeen
te ig byzondere omstandigheden verkeert,ten gevolge
waarvan het bedrag der in het eerste lid van artikel
55 bis bedoelde kosten aanzienlyk afwykt van het be
drag, dat voor deze school redelyk is te achten
dat daarom aan den Minister van Onderwys,Kunsten en
Wetenschappen,ingevolge artikel 55 quater der L.O.Wet
1920,is verzocht te willen bepalen,dat de openbare
lagere school en de leerlingen dier school buiten
aanmerking worden gelaten by het vaststellen van de
kosten van het openbaar onderwys
dat dit verzoek ongetwyfeld ?al worden ingewilligd;
dat toch ook voor 1938 eenzelfde verzoek werd inge
willigd,' terwyl
16-11-1938 i
terwyl thans,voor 1939nog meerdere redenen voor toe
passing van artikel 55 quater der L.O.Wet 1920 aanwezig
zyn
dat mitsdien,in afwachting van de gevraagde beslissing,
bezwaarlyk anders dan overeenkomstig artikel 101,5© lid,
.der L.O.Wet 1920,het bedrag,dat per leerling voor de
scholen voor gewoon lager onderwys voor het jaar 1939
zal worden beschikbaar gesteld,dient te worden bepaald
dat als maatstaf voor de vaststelling van dit bedrag
zou kunnen worden genomen het gemiddelde bedrag van de
kosten per leerling der openbare lagere school, - voor
dat vrywel alle leerlingen dier school naar het byzonder
onderwys overgingen - over de jaren 1922 tot en met 1936
dat dit gemiddelde bedrag der kosten per leerling,over
genoemde jaren F 5,45 heeft bedragen
dat daarom, indien in deze gemeente nog wel een openbare
lagere school zou bestaan,als vergoeding zou kunnen wor
den beschikbaar gesteld ter bestryding van de kosten,
bedoeld in het eerste lid van artikel 55 bis,een bedrag
van F 5«50
dat voorts de Minister van OnderwysKunsten en Weten
schappen by zyn beschikkingen van 27 Februari 1937 Nos.
2312 en 23121 de vergoeding,bedoeld in artikel 101 van
meergenoemde wet voor de byzondere lagere scholen,over
193$,heeft vastgesteld op F 5*50 per leerling
dat ten slotte Gedeputeerde Staten dezer provincie by
hun besluit van 29 Juni 1938 G.Nr.568,in beroep,het be
drag, dat voor het jaar 1938 per leerling overeenkomstig
artikel 101,5e lid,jo.artikel 55 bis,le lid,der L.O.Wet
1920 voor de byzondere lagere scholen alhier zal worden
beschikbaar gesteld,hebben vastgesteld op F 5.50
besluit
het bedrag,bedoeld in het 5e lid van artikel 101 der L.O
Wet 1920,voor de byzondere lagere scholen,over het jaar
1939»"te bepalen op F 5*50.
De Raad voornoemd,