Bepaling be
drag, bedoeld
in 5e lid v.
art.101 der
L.O.Wet.
-1.851.2B
07-2
- verg.5-11-1937 -
55 quater der Lageronderwyswet 1920,te verzoeken te wil
len bepalen,dat de openbare lagere eenmans school en de
leerlingen dier.school buiten aanmerking worden gelaten
by het vaststellen van de kosten van het openbaar onder
wys.
Hiertoe wordt zonder stemming, besloten.
IX. Komt aan de orde het voorstel van burgemeester en
wethouders tot bepaling van het bedrag,als bedoeld in
het 5e lid van artikel 101 der Lageronderwyswet 1920.
Ingevolge het bepaalde by artikel 55 bis,le lid,der
Lageronderwyswet 1920,moet de gemeenteraad,jaarlyks
tegelyk met het vaststellen van de begrooting van in
komsten en uitgaven der gemeente,het bedrag bepalen,
dat per leerling voor de openbare lagere school in het
jaar,waarvoor de begrooting geldt,wordt beschikbaar
gesteld ter bestryding van de kosten,nader genoemd in
artikel 55.
Daar de openbare lagere school in deze gemeente in by-
zondere omstandigheden verkeert,ten gevolge waarvan het
bedrag der in het.eerste lid van artikel 55 t>is bedoel
de kosten aanzienlyk afwykt van het bedöag,dat voor
deze school redelyk is te achten,heeft de raad zich,
ingevolge artikel 55 quater der Lageronderwyswet 1920,
tot den Minister van Onderwys,Kunsten en Wetenschappen
gewend met het verzoek te willen bepalen,dat de openba
re lagere school en de leerlingen dier school buiten
aanmerking worden gelaten by het vaststellen van de
kosten van het openbaar onderwys.
De gemeenteraad moet alsdan,ingevolge het bepaalde by
artikel 10®,5e lid,der Lageronderwyswet 1920,jaarlyks
tegelyk met het vaststellen van de begrooting van in
komsten en uitgaven der gemeente,bepalen het bedrag,
dat per leerling voor de byzondere lagere scholen in
het jaar,waarvoor de begrooting geldt,als vergoeding
zou worden beschikbaar gesteld ter bestryding van de
kosten,bedoeld in het le lid van artikel 55 bis,indien
in de gemeente wel een openbare lagere school zou be
staan.
Als maatstaf voor de vaststelling van dit bedrag zou
kunnen worden genomen het gemiddelde bedrag van de kos
ten per leerling der openbare lagere school, - voordat
het overgroote deel van de leerlingen dier school naar
het
- verg.5-11-1937 -
het byzonder lageronderwys overging -,over de jaren 1922
tot en met 1936.
Dit gemiddelde bedrag van de kosten per leerling over ge
noemde jaren,heeft F 5,^5 bedragen.
Indien dus in deze gemeente nog wel een openbare lagere
school zou bestaan, zot* als vergoeding kunnen worden be
schikbaar gesteld ter bestryding van de kosten,bedoeld in
het le lid van'artikel 55 bis,een bedrag van F 5,5o.
Bovendien heeft de Minister van Onderwys,Kunsten en Weten
schappen by zyn beschikkingen van 27 Februari 1937 Hos.
2312 en 2312 I de vergoeding,bedoeld in artikel 101 van
meergenoemde wet,voor de byzondere lagere scholen,over 1937,
vastgesteld op F 5»50 per leerling.
Burgemeester en wethouders stellen daarom voor het bedrag,
bedoeld in het vyfde lid van'artikel 101 der Lageronder
wyswet 1920,over het jaar 1938,te bepalen op F 5,50.
De heer de Bie vraagt of de byzondere lagere scholen er
met dit bedrag per leerling kunnen komen.Het wil hem voor
komen, dat het bedrag niet te hoog is.
De Voorzitter antwoordt,dat de voorgestelde vergoeding
in verschillende gemeenten om het genoemde bedrag zweeft.
Van het door den raad te nemen besluit moet binnen een
week'per aangeteekenden brief afschrift worden gezonden
aan de besturen der byzondere lagere scholen,alsmede aan
den hoofdinspecteur en den inspecteur.
Binnen 3o vr./e dagen,te rekepen van den dag,waarop van het
besluit van den raad afschrift is toegezonden of dit ge
acht wordt te zyn genomen,kan het bestuur van elke byzon
dere lagere school alsmede de hoofdinsp n e sr by Gedepu
teerde Staten verhooging vragen van het vastgesteld bedrag
per leerling.
Hiehna wordt het voorstel van burgemeester en wethouders
zonder stemming aangenomen.
Crediet voor X. Komt aan de orde het voorstel van burgemeester en wet-
extra B-steunhouderis tQt vo-teering crediet voor extra B-steun (spaar-
(spaarrege-
ling regeling voor B- steun
1.84-2.974 De Voorzitter zegt,dat doör de Overheid reeds gedurende
een aantal jaren de zgn.B - steun is verstrekt.
Hoewel door de Overheid hiervoor in de afgeloopen jaren
niet onbelangryke bedragen beschikbaar zyn gesteld,is
daarmede toch nog geenszins in alle behoeften kunnen wor
den voorzien. ^u