-8- Het lid BROEDERS- DE BRUIJN is verheugd met het voorliggende voorstel. Dit sluit goed aan op de maatregelen die in de loop der tijd zijn genomen ter ver betering van het centrum. Zij vraagt bij de inrichting van de boerderij de overlast voor de omwonenden zoveel mogelijk te beperken en met eventuele wensen rekening te houden. Wethouder KRIJNEN—BOOT is met de sprekers van mening dat de kinderboerderij is gesitueerd op een gevoelige lokatie. Er moet bij de aanleg terdege rekening worden gehouden met de omwonenden. Terzake de exploitatielasten merkt zij op dat bewust is gekozen voor vrijwilligers. Er moet een duidelijke financiële basis zijn. In de toekomst kan middels spon soring en lidmaatschap nog getracht worden deze basis te verbreden. Met de stichting zullen middels een bruikleenovereenkomst goede afspraken gemaakt worden t.a.v. beheer e.d. Zo ook tussen stichting en beheerder middels b.v. een huishoudelijk reglement. Naar aanleiding van de opmerking inzake mogelijke overlast van mest e.d. zegt zij dat hierbij voldaan zal moeten worden aan de hiervoor geldende normen. Met betrekking tot het milieu-educatief centrum is zij van mening dat hierbij een duidelijke betrokkenheid van de scholen moet zijn. Zij acht het niet zinvol om dit voorstel aan te houden tot behandeling in de nieuw gekozen raad mogelijk is. Er is hier duidelijk een maatschappelijk signaal waar nu op gereageerd wordt. Ook in de aanbiedingsnota bij de begroting;' 1994 is dit reeds aangegeven. Voor wat betreft de nadere invulling van de plan nen zegt zij toe dat dit zal geschieden in overleg met de commissie onderwijs c.a. Het lid JANSSON merkt bij interruptie op dat het college erg gemakkelijk voor bij gaat aan de discutabele financiering van het projekt. Bij de laatste begrotingsbehandeling is de raad zijns inziens op een mis- lei dende wijze geinformeerd over de exploitatielasten van de kinderboerderij ter wijl thans de verwachting is dat deze lasten alleen maar hoger zullen blijken te zijn. Daarenboven wordt voor deze lasten geen dekking aangegeven. Hij acht het niet fatsoenlijk om de nieuwe raad te belasten met deze exploitatielasten waar bij de meerjarenraming geen rekening is ge— houden. Zijns inziens is op deze basis geen sprake van een solide financiering. Hij verwijst overigens naar het antwoord van het college op vragen bij de begrotingsbehandeling waarbij is gesteld dat het niet aangaat om investeringen op te nemen waarvoor geen priori teit en geen dekking bestaat. Hij is dan ook verbaasd dat nu een voorstel wordt gedaan waar zowel geen prioriteit als geen dekking voor bestaat. Hij vraagt in dit kader nogmaals aandacht voor het in een eerder stadium gestelde in de com missie financiën, om de tegenvallers die zonder meer op de gemeente afkomen op een rijtje te zetten en te plaatsen tegen de achtergrond van de investeringen die nog te verwachten zijn. Hij vindt het jammer dat dit niet is gebeurd, aan gezien dat een beter licht zou hebben geworpen op de begroting 1994. De VOORZITTER memoreert aan het feit dat bij zijn afwezigheid tijdens een eer dere vergadering hem door de heer Jansson werd verweten dat hij de raad misleid zou hebben. Dit wil hij ten stelligste bestrijden. De discussie ging toen om de besteedbare ruimte voor 1994. In dat kader is door hem gesteld dat de kosten voor de kinderboerderij mee zouden vallen en geen al te groot beslag zouden leggen op de besteedbare ruimte voor 1994. Hij acht het alleszins verantwoord om de investeringskosten ten laste van het grondbedrijf te br.engen, gezien de relatie met het bestemmingsplan. De geraamde exploitatielasten acht hij gezien de omvang van het projekt zeker niet te hoog. Het ware overigens zijns inziens wel beter geweest deze lasten te dekken uit de besteedbare ruimte 1994 in plaats van uit de post onvoorzien. Met name uit een oogpunt van strukturele dekking stelt hij alsnog voor om de dekking van de exploitatielasten niet uit de post onvoorzien te halen doch uit de vrij besteedbare ruimte voor 1994. Het lid JANSSON begrijpt dat de voorzitter zijn eerder wat voorbarig uit gesproken standpunt inzake de geringe kosten wil nuanceren. Zijns inziens behelst het voorstel van de voorzitter een kunstgreep aangezien op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met overige niet voorziene uitga ven en tegenvallers binnen de begroting 1994. Een goede afweging heeft op dit punt dan ook niet plaatsgevonden. Nogmaals verwijst hij naar het door de voorzitter gestelde bij de begrotingsbe handeling 1994. Dat is duidelijk in tegenspraak met het nu voorliggende voor stel waarvoor geen prioriteit en dekking aanwezig is. Het lid REIJNDERS merkt op dat dit voorstel kan worden verwezenlijkt dankzij financiële meevallers. Het pleit voor het college dat hier op een adekwate wijze mee omgegaan wordt. Zeker gezien in het licht van in het verleden gemaak te opmerkingen dat financiële meevallers onbenut werden gelaten kan hij het standpunt van de heer Jansson inzake toekomstige financiële tegenvallers niet goed plaatsen. Het lid JANSSON vindt de opmerking van de heer Reijnders onbegrijpelijk aange zien deze namelijk ook aanwezig is geweest bij de commissievergadering waarin er voor werd gepleit om de toekomstige tegenvallers op een rijtje te zetten en af te wegen tegen komende investeringen. Hij acht dit nog steeds een gezond financieel standpunt De VOORZITTER neemt kennis van een en ander en gaat over tot behandeling in tweede instantie. Het lid WIJBENGA vraagt nadere informatie met betrekking tot de inhoud van het milieu-educatief centrum en mogelijk toekomstige kosten op dit punt. Wethouder VAN DE WETERING antwoordt dat gebruik gemaakt gaat worden van de mogelijkheden van het milieu-educatief centrum te Breda. Dit werkt zeker kos tenverlagend. Zevenbergen is inmiddels bij het Stadsgewest aangemeld om als regionaal milieu-educatief centrum te gaan fungeren. Binnen afzienbare tijd verwacht hij hierover definitief uitsluitsel. Het lid JANSSON wenst de aantekening dat zijn fraktie om redenen van budgettai re ondeugdelijkheid tegen het voorstel is. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders 14. Voorstel tot het voteren van een krediet ten behoeve van het verstrek ken van een bijdrage in de stijging van het tarief van de W.S.W.- conciërges aan basisscholen. Het lid BROEDERS-DE BRUIJN merkt op dat in het voorstel sprake is van het "in verdien- vermogen" van de conciërges, ter bekostiging van de verhoging in de toekomst. Zij heeft haar twijfels over dit "inverdien-effect"Er wordt reeds zeer creatief met de inzet van de conciërges omgegaan. Zij stemt in met het voorstel indien eind 1994 een evaluatie met de schoolbesturen plaatsvindt waar bij de inverdien-effecten besproken worden. De resultaten bij de Boemerang" kunnen daarbij dienen als toetsingskader voor de andere scholen. Aan de hand van de evaluatie kan vervolgens voor de toekomst een standpunt bepaald worden. Het lid SCHIPPER steunt het voorstel van Mevr. Broeders Ook hij heeft zijn twijfels over het genoemde "inverdien-vermogen"Hij vraagt de evaluatie te laten plaatsvinden na afloop van het schooljaar 1993/1994. Wethouder KRIJNEN-BOOT antwoordt dat met het onderhavige voorstel wordt beoogd om de schoolbesturen de gelegenheid te geven om de mogelijkheden op langere termijn te onderzoeken. De komende maanden zal een en ander gestalte moeten krijgen. Na afloop van het lopende schooljaar zal hieromtrent duidelijkheid moeten zijn. De resultaten bij "de Boemerang" zullen in het totaalbeeld worden meegenomen. Zij zegt toe dat de commissie tijdig op de hoogte zal worden ge steld van de resultaten van de evaluatie. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burge meester en wethouders.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1994 | | pagina 5