34
Wethouder VAN DE WETERING antwoordt dat de in de vorige ver^®r"Jg ^geven
antwoorden nog steeds recht overeind staan. Het is echter zo dat in bepaalde
omstandigheden het college verplicht is om op een betreffende --raag bouw
vergunning te verlenen. Ook al wordt daardoor het volkshuisvestingsbeleid v
de qemeente zwaar doorkruist. Dit is ook zo in de commissie aan de orde g
steld. Er zal alles aan gedaan worden om het beleid op dit punt geef:E^ctueerd
te krijgen. Daarvoor moet de gemeente echter wel eigenaar van de grond zijn.
£j is het derhalve zeker niet met de vorige spreker eens dat de raad op het
verkeerde been is gezet.
Het lid SCHIPPER stelt dat vorige vergadering conform artikel 37 van regle
ment van orde indringende vragen zijn gesteld over de woningbouw te Langeweg^
Geantwoord is toen dat in volgorde van inschrijving bouwvergunningen zoude
worden verleend. Het komt hem zeer vreemd voor dat dan binnen twee'weken ee
bouwbedrijf vergunning kan verkrijgen voor de bouw van twee woningen. Hierdoor
worden inwoners van Langeweg naar zijn mening achtergesteld.
Wethouder VAN DE WETERING stelt dat de onderhavige woningbouwplannen geen in
vloed hebben op de volgorde van mogelijke kandidaten uit Langeweg. Het college
houdt namelijk vast aan de geplande woningbouw voor de eigen inwoners van Lan
geweg
Ten aanzien van punt IV.6 merkt het lid SCHIPPER op dat ook enkele jaren gele
den door zijn fractie bezwaar is gemaakt tegen de hoogte van de on£os^n!®^°®_
ding voor de wethouders. Hij is ook nu van mening dat de voorgestelde
ding te hoog is. Hij wenst dan ook de aantekening te hebben tegengestemd terza
ke de hoogte van de onderhavige vergoeding.
Met inachtneming ven het bovenstaande wordt zonder hoofdelijke stemming beslo-
ten conform het voorstel van burgemeester en wethouders.
5. Voorstel tot het aangaan van een over
eenkomst met Postkantoren B.V. i.v.m.
het verrichten van gemeentehandelingen
te Zevenbergschen Hoek.
zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemees-
ter en wethouders.
6. Voorstel tot het instemmen met de af
vloeiingsregeling voor de werknemer
van de voormalige stichting gecoördi
neerd ouderenwerk.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemees
ter en wethouders.
7. Voorstel tot het indienen van een be
zwaarschrift tegen de definitieve
vaststelling uitkering kinderopvang
1990.
Het lid BROEDERS-DE BRUIJN merkt op dat de PvdA-fractie het college herhaal
delijk heeft voorgehouden dat op dit punt een evenwichtige besluitvorming niet
mogelijk was.
35
Reeds in 1990 heeft zij duidelijkheid gevraagd omtrent de haalbaarheid van de
voorwaarde van de stimuleringsmaatregel. Destijds was het antwoord dat de ge
meente zonder meer in aanmerking zou komen voor de stimuleringsmaatregel. In
dien toen was ingegaan op de suggestie van haar fractie om de kinderopvang
onder te brengen bij gevestigde instellingen, zou de gemeente gevrijwaard zijn
gebleven van enig financieel risico.
De kritische opmerkingen, ook van de Hoekse Lijst, werden echter geringschat
tend afgedaan met de opmerking dat alles geheel budgettair zou verlopen en geen
beslag zou leggen op de algemene middelen. Wat schetst dan ook haar verbazing
dat thans voor een bedrag van f. 250.000,- een claim op Zevenbergen wordt ge
daan. Een en ander is geheel in tegenspraak met eerder gedane toezeggingen van
het college, aldus spreekster. Zij stemt overigens in met het bezwaarschrift.
Het lid SCHIPPER stemt in met de kritiek van het lid Broeders-de Bruijn. Hij
voegt daaraan toe dat de kinderopvang voor Zevenbergen een welhaast niet te
beheersen onderdeel is. Hij wijst op zijn eerder ingenomen standpunt om kinder
opvang op grond van dergelijke onzekere financiële gegevens en een minimale
belangstelling vanuit het bedrijfsleven, niet te accepteren. Indien het be
zwaarschrift niet leidt tot een verhoging van de uitkering, houdt hij de wet
houder hiervoor verantwoordelijk.
Het lid VAN DER STEE-VAN AGTMAAL is het niet met vorige sprekers eens. Zij acht
de kinderopvang een goede zaak. Zevenbergen heeft in deze duidelijk, in samen
werking met de regio, voorop gelopen. Zij acht dit een goede zaak. Zij is ove
rigens van mening dat de belangstelling voor kinderopvang voldoende is.
Wethouder KRIJNEN-BOOT antwoordt dat goed voor ogen gehouden moet worden dat
een beleid is ingezet, gestoeld op informatie van de rijksoverheid, hetgeen
achteraf bezien onzeker is gebleken. Voor het college waren destijds voldoende
waarborgen aanwezig om de kinderopvang op deze wijze op te starten. Hieraan
lagen harde toezeggingen van het ministerie ten grondslag. Er was derhalve geen
reden om aan de financiële haalbaarheid te twijfelen. Dit wordt tevens gestaafd
door de stellingname van de V.N.G. op dit punt. Zij is het dan ook niet eens
met de geuite kritiek. Zij heeft alle vertrouwen in een goede afloop.
De VOORZITTER merkt op dat het uitgangspunt destijds is geweest dat de kinder
opvang betaald zou moeten worden uit de te ontvangen uitkeringen van het minis
terie de te ontvangen ouder-bijdragen. In die zin moet de opmerking van "bud
gettair neutraal" worden opgevat.
Het lid BROEDERS-DE BRUIJN vraagt of de gemeente aansprakelijk is voor de claim
welke op de samenwerkende gemeenten wordt gelegd. Zij herhaalt nogmaals dat
haar fractie groot voorstander is van kinderopvang. Dit sluit een kritische
opstelling echter niet uit.
Naar de mening van het lid WIJBENGA-HELMER ware het beter geweest wanneer de
met het ministerie gemaakte afspraken schriftelijk waren vastgelegd.
Dit was ook naar de overige gemeenten toe een stuk gemakkelijker geweest in de
afhandeling van deze kwestie.
Het lid SCHIPPER zegt dat thans niet het beleid ten aanzien van de kinderopvang
aan de orde is. Terzake is in 1990 een beslissing genomen. Hij acht het thans
een kwalijke zaak dat door het college niet een goede financiële structuur
aangegeven kan worden.
Hij vraagt het college dan ook de kritiek zeer ter harte te nemen.