- 94 - De VOORZITTER meent dat in de eerstvolgende vergadering van het Stadsgewest duidelijkheid moet komen over het programma van eisen. Daarnaast wil het DB-lid uit Zevenbergen ook graag tevoren duidelijkheid. Een en ander kan inhouden dat tot een bijstelling van het voorstel kan worden gekomen. Daarnaast zullen de gevoelens van de raad schriftelijk kenbaar worden ge maakt aan het DB van het Stadsgewest. Wethouder VAN DE WETERING zegt toe contact op te nemen met het DB over de lokatiekeuze. Het lid KRAMER vraagt of vóór de vergadering van de gewestraad duidelijk is of het streekgewest akkoord gaat met de vestiging in Breda. Wethouder VAN DE WETERING antwoordt dat er alsdan meer duidelijkheid zal zijn. Het lid KRAMER wil toch tevoren een duidelijke mening van het Streekgewest op papier hebben. Zo niet, dan heeft het totaal geen zin. Wethouder VAN DE WETERING deelt mede dat het hem niet bekend is of het Streekgewest tevoren nog bij elkaar komt. De nodige informatie zal hi] echter inwinnen. Hat lid KRAMER at.lt voor dat, ale daar geen duidelijkheid over ia, het Stadsgewest haar voorstel terugneemt. Er moet eerst duidelijkheid zijn. Het lid VAN HAM gaat ervan uit dat het voor de Zevenbergse leden van de gewestraad volstrekt duidelijk is hetgeen de raad bedoelt. De VOORZITTER concludeert dat het college een brief zal doen uitgaan naar het DB. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burge meester en wethouders. 5. voorstel tot vaststelling c.q. aan passing van diverse belasting— en tarievenverordeningen Het lid JANSSON zegt dat het eerder vastgestelde voordeel voor de burger thans weer teniet wordt gedaan, omdat de gescheiden inzameling van afval niet per 1 januari a.s., doch per 1 april 1994 zal ingaan. Dat betekent dat gedurende 3 maanden een hoger storttarief zal moeten worden betaald. Hrj vindt dat niet correct. Naar zijn mening moet de doorberekening van de hogere stortkosten niet plaatsvinden. De VOORZITTER antwoordt dat er inderdaad wat tegenvallers zijn. In de com missie is de afspraak gemaakt dat na het le kwartaal 1994 de werkelijke effecten bekeken zullen worden, waarna eventueel tot bijstelling zal worden gekomen. Ze is van mening dat de stijging minimaal is. De kostendekkendheid blijft echter het streven. Het lid JANSSON blijft van mening dat de verlaging van het tarief was toe gezegd per 1 januari 1994. Het college heeft dat niet gehaald en de burger moet daarvoor het gelag betalen. Hij vindt dat een andere dekking gevonden moet worden voor die meerkosten. Hij gaat dan ook niet akkoord met die - 95 - stijging van die tarieven. Het lid SCHIPPER stemt in met het pleidooi van de vorige spreker. Er wordt thans op twee gedachten gehinkt. Naar zijn mening moet er dan ook de vrij heid zijn om na het le kwartaal 1994 alsnog alle aspecten daarbij te be trekken. Indien deze toezegging wordt gedaan kan hij instemmen met dit voorstel De VOORZITTER antwoordt dat die toezegging in de commissie is gedaan. Het college zal alsdan eventueel tot een bijstelling komen. Wethouder VAN DE WETERING merkt op dat er een wettelijke verplichting was om per 1 januari a.s. over te gaan tot een gescheiden inzameling. Zoals bekend zijn veel gemeenten niet in staat om aan die verplichting te vol doen, zeker gelet op het feit dat de benodigde infrastructuur niet tijdig geleverd kan worden. Daarnaast is het zo dat de afvalstoffenheffing nog door de Eerste Kamer moet worden vastgesteld. Ook dat is een element dat niet te voorzien was. Het lid JANSSON is van mening dat een aantal gemeenten in de omgeving wel in staat blijkt te zijn om gescheiden in te zamelen. Wethouder VAN DE WETERING wijst erop dat de afspraken binnen het gewest worden nageleefd. Hij is het er niet mee eens dat sprake is van een slechte voorbereiding De VOORZITTER concludeert dat in april 1994 met een nader voorstel zal worden teruggekomen inzake de afvalstoffenheffing. Het lid JANSSON deelt mede tegen het voorstel te zijn tot verhoging van het tarief als gevolg van niet-gescheiden inzamelen van het GFT. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burge meester en wethouders, met inachtname van het gestelde door het lid Jans- son. 6. Voorstel tot toekenning van een planschadevergoeding, als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de ruimte lijke ordening, aan C.G.J.Rombouts, Galgenweg 113 te Zevenbergen, als gevolg van de aanwezigheid en ex ploitatie van de regionale vuilstort aan de Keeneweg. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burge meester en wethouders. 7. Voorstel tot toekenning van een planschadevergoeding, als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de ruimte lijke ordening, aan v.o.f. B. en C.de kok, Dikkedijk 2 te Zevenber gen, als gevolg van de aanwezigheid en exploitatie van de regionale vuilstort aan de Keeneweg.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1993 | | pagina 50