- 88 -
De VOORZITTER deelt hierna mede dat de stuurgroep ten aanzien van Moerdijk is
samengesteld door de provincie. De gemeenten zijn hierin niet vertegenwoor
digd. Hij acht het niet verstandig om hiertegen te ageren.
Het lid VAN HAM is van oordeel dat de gemeente Zevenbergen zich meer moet pro
fileren.
De VOORZITTER zegt dat eerst het open overleg met de provincie zal moeten wor
den afgewacht.
Het lid KRAMER wil in aansluiting hierop er op wijzen dat ook in het Stadsge
west blijkt dat de gemeenten buitenspel komen te staan. Er worden over en zon
der de gemeente zaken besproken. Hij attendeert het college er op ook daar
attent op te zijn.
Het lid REIJNDERS pleit er voor dat, om via de dagelijkse besturen van het
Stadsgewest en het IHM te kunnen meespreken, er eerst een duidelijke eigen
visie moet zijn. Op een aantal punten ontbreekt die echter.
De VOORZITTER deelt daarna mede dat bij de uitbreiding van de industrieterrei
nen duidelijk gedacht is aan het Suiker Unie complex en De Koekoek. Met de
Suiker Unie zijn gesprekken gaande.
Wat Molengors betreft gaat het om een overgang van wat grotere bedrijven aan
de Huizersdijk via wat ambachtelijke bedrijven naar de woningbouw. Zwanengat
is meer een afronding aan de Oostrand.
Hij herinnert er aan dat destijds in de commissie uitvoerig is gesproken over
een aantal notities hieromtrent. Daarin was deze filosofie duidelijk neerge
legd. Hij zegt toe bereid te zijn om in de commissie deze kwestie weer aan de
orde te stellen, zodat heroverwogen kan worden wat toen is afgesproken. Hij
wijst er op dat voor het industrieterrein aan de Blokweg maximaal hinderwetca
tegorie 3 van toepassing is.
Inzake de veiligheid van de burgers deelt hij mede dat in het lokaal drie
hoeksoverleg een aantal lijnen voor de toekomst zijn uitgezet. In de commissie
zal hij de raad hierover nader informeren.
Wat betreft het Rampenplan zegt hij dat in het Stadsgewest momenteel bekeken
wordt of er voor een aantal Zevenbergse bedrijven een rampenbestrijdingsplan
nodig is. Aan de formele eisen wordt dan ook voldaan. Ook bij de branden afge
lopen zomer is naar zijn mening aangetoond dat de geoefendheid en de werkwijze
voldoende was.
Het lid JANSSON merkt op dat een brand op het IHM wel eens van een andere om
vang zou kunnen zijn. Is het college een andere mening toegedaan dan de burge
meester van Klundert met betrekking tot de geoefendheid van ambtenaren?
De VOORZITTER zegt niet te reageren op perspublikaties en zeker niet als het
uitspraken van de burgemeester van Klundert betreft. Naar zijn mening is men
in Zevenbergen voldoende bekwaam om adequaat op te treden.
In een situatie van bijvoorbeeld een gifwolk is het echter een zaak van de
regionale brandweer.
Hij geeft hierna het woord aan wethouder KRIJNEN-BOOT.
Wethouder KRIJNEN-BOOT deelt mede dat het college van mening is dat het struc
turele probleem van een dreigend tekort bij de bibliotheek betrokken zal wor
den bij de toekomstige herstructurering van welzijn.
- 89 -
Het lid REIJNDERS vraagt wanneer dat aan de orde zal worden gesteld.
Wethouder KRIJNEN-BOOT antwoordt dat dit in de loop van 1993 betrokken zal
worden bij de totale herstructurering van het welzijn.
Het lid VAN HAM merkt op dat het echter thans gaat over de begroting voor
1993. Om die reden zal er toch eerder een besluit genomen moeten worden.
Het lid JANSSON zegt dat door hem ook concrete vragen zijn gesteld waarop hij
een concreet antwoord verwacht.
Wethouder KRIJNEN-BOOT deelt mede dat er sprake is geweest van een administra
tief manco bij de bibliotheek. Ze zegt verder dat een zelfstandig bestuur au
tonome stappen kan zetten in de wetenschap dat de gemeente niet bereid is om
extra financiële middelen beschikbaar te stellen.
Het lid REIJNDERS herinnert er aan dat het college zelf heeft gesproken over
tekorten die slechts deels door eigen toedoen zijn ontstaan.
Het college zou dan naar zijn mening zijn invloed moeten aanwenden om de abon
neehouders hiervan niet de dupe te laten worden. Mocht dat niet lukken dan zou
de mogelijkheid er moeten zijn dat de gemeente aanvullend iets doet.
Wethouder KRIJNEN-BOOT vindt dat het structureel aangepakt dient te worden. De
resultaten van het gesprek met het bestuur van de bibliotheek zullen ter ken
nis worden gebracht van de commissie.
Ze deelt verder mede dat het college voor de invulling van het gebied tussen
de Kerkhofweg en Vlimmeren gekozen heeft voor een kinderboerderij, milieu-edu
catief centrum en speelvoorzieningen. Het beheer zal door een zelfstandige
stichting moeten geschieden, met zoveel mogelijk gebruikmaking van vrijwilli
gers. Op dit moment wordt nog gewacht op de formele bereidheid van de initia
tiefgroep om het beheer op zich te nemen. Vervolgens zal het college met een
voorstel naar de raad komen. Ze acht deze milieu-educatie een nuttig en peda
gogisch meer dan verantwoorde voorziening.
Het lid JANSSON is van mening dat het college erg gemakkelijk omgaat met gel
den die in een bestemmingsplan nog voorradig zijn. Hij vraagt zich af hoe dit
verantwoord kan worden. Daarnaast komt de kinderboerderij niet voor in het
Beleidsakkoord. Waarom is er nu dan wel voor gekozen? Tevens voorspelt hij dat
de continuïteit sterk in gevaar zal komen. De motieven om tot een kinderboer
derij te komen deugen naar zijn oordeel dan ook niet.
Het lid SCHIPPER deelt mede dat het ten aanzien van het financieel beleid een
slechte investering is gezien de totale behoefte aan investeringen.
Het lid REIJNDERS staat inhoudelijk sympathiek tegenover dit voorstel, maar
hij is toch wel erg geschrokken van de genoemde bedragen. Ook hij is van me
ning dat er thans nog te veel zaken spelen. Er zal tot een verantwoorde prio
riteitsstelling moeten worden gekomen. Op dit moment gaat het ook hem te ver
om de kinderboerderij daar uit te lichten, waarbij mogelijk andere prioritei
ten zouden worden gefrustreerd.
Wethouder KRIJNEN-BOOT antwoordt dat in het Beleidsakkoord de term "groenplan"
is terug te vinden. In het kader daarvan is gezocht naar een invulling van dit
gebied. Ze acht een kinderboerderij een goede voorziening voor het gehele cen
trum. Het college heeft gemeend een bepaalde financiële inspanning te moeten
doen, hoewel het uitgangspunt blijft dat een en ander met vrijwilligers gerea
liseerd en beheerd dient te worden. Ze stelt dat het zeker een aanvulling zal
zijn op de recreatieve voorzieningen in de gemeente, ook voor volwassenen.