- 72 - 4. Ingekomen stukken en mededelingen. Ten aanzien van D.2 vindt het lid JANSSON de inspraak betreffende de herin richting van het midden haventracé door middel van informatie per brief voldoende. De bewoners en de winkeliers zal dat eveneens niet bevallen. Hij geeft ernstig in overweging om alsnog een inspraakavond te organiseren voor de betreffende belanghebbenden. Het lid KRAMER stelt de procedure betreffende de bouw van een serre aan Het Koetshuis aan de kaak. In 1987 is onder stringente voorwaarden het pand ver kocht. In 1992 werd aan de buitenzijde een aanvang genomen met de bouw van een serre. Hierover is in de notulen of in commissievergaderingen nimmer een woord gerept. De bouw is zonder toestemming van het college aangevangen. Vervolgens is de bouw stopgezet door het college. In de commissie is daarna door de wet houder verwezen naar een besluit uit 1988. Uit de notulen blijkt echter dat het in 1988 ging om een overdekt terras van 17 m2, terwijl nu sprake is van een uitbouw van 13 m2. Hij meent dat derhalve sprake is van onzorgvuldig han delen door het college. De gehele gang van zaken ervaart hij als uiterst kwa lijk- Hij vraagt of de exploitant terecht beroep doet op een ambtelijke toezegging. Vervolgens informeert hij of het college het er mee eens is dat er sprake is van onzorgvuldig handelen. Tot slot vraagt hij of het college alsnog bereid is deze kwestie stop te zetten. Het lid REIJNDERS is eveneens verbaasd over de mededeling van het college om de bewoners/winkeliers aan het midden haventracé slechts schriftelijk te in formeren. Hij is van mening dat het college het daarbij niet kan laten. Het lid SCHIPPER betreurt het dat aan een pand als Het Koetshuis dit soort bouwwerken wordt aangebouwd. Hij acht dat een miskleun van de eerste orde. De VOORZITTER antwoordt dat het, met betrekking tot het midden haventracé, maatregelen betreft om het voetgangersgebied te versterken. Het is noodzake lijk gebleken om dat gebied af te sluiten. Met Shoppy is hierover uitvoerig overleg gepleegd. Behoudens een enkele opmerking kan Shoppy met de plannen instemmen. Voor de overige bewoners van dat gebied verandert in essentie niets. Het college vond het daarom niet juist om een inspraakavond te organi seren, maar meent te kunnen volstaan met het schriftelijk informeren over de te nemen maatregelen. Wethouder VAN DE WETERING antwoordt dat er op grond van ambtelijke toezeggin gen geen verbouwingen kunnen plaatsvinden. Daarvoor is een bouwvergunning noodzakelijk. Het college is daarnaast van mening dat er niet onzorgvuldig is gehandeld. De procedures die nodig waren zijn bewandeld. Er is derhalve con form de regelgeving gehandeld. Wat betreft het stopzetten van de bouw deelt hij tot slot mede dat bouwvergun ning verleend moest worden en deze is dan ook op 26 oktober jongstleden ver leend. In december zal de verkoop van de benodigde grond aan de orde komen. Ten aanzien van II.2 vindt het lid HUIJSSOON dat hier wederom sprake is van een te late beantwoording van brieven. Daarnaast moeten brieven die aan de raad gericht zijn ook ter kennis worden gebracht van de raad, en niet pas na een periode van 4 maanden. Op deze manier wordt de politiek verder van de bur ger afgebracht. De VOORZITTER is het hiermee oneens. Er is overleg geweest, er is een advocaat ingeschakeld, brieven van het ministerie zijn beantwoord. Aan de advocaat is een brief gezonden dat vanwege de vakantie het wat langer zou duren. Daarop is van die advocaat bericht ontvangen dat deze daarna met vakantie was. Alles bijeengenomen is er naar zijn mening toch adequaat gereageerd. Wel had de brief eerder ter kennis van de raad gebracht moeten worden. Ten opzichte van de betrokkene is er echter niets incorrects gebeurd. De VOORZITTER voegt aan de lijst toe IV.4, te weten een procedure bij de Raad van State terzake het bestemmingsplan Buitengebied Herziening 1988. Tegen het besluit van gedeputeerde staten is een aantal personen in beroep gegaan. De raad dient daartoe vertegenwoordigende ambtenaren aan te wijzen. Hij stelt voor om de heren Ermers en Nieuwenhuize te machtigen om de raad te vertegen woordigen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemees ter en wethouders. 5. Behandeling begroting 1993: a. gelegenheid tot het in tweede ter mijn houden van algemene beschou wingen (duplieken op de schrifte lijke reactie van burgemeester en wethouders op de algemene beschou wingen) Als eerste spreekt namens de CDA-fractie het lid REIJNDERS: De beantwoording van de vragen in eerste instantie is erg uitputtend geweest. Voorzover er nog vragen zijn zullen deze in de komende maanden terugkomen in afzonderlijke raadsvergaderingen. Wat betreft de gemeentelijke herindeling kan hij zich volledig vinden in hetgeen het college daarover opmerkt. Het uit gangspunt van de gemeente Zevenbergen, namelijk het creëren van een krachtige gemeente rond het industrieterrein Moerdijk, het wegwerken van het knelpunt, wat het industrieterrein is omdat het binnen verschillende gemeenten valt en de basis leggen voor de vorming van een krachtige gemeente in het landelijk gebied, aangrenzend aan de centrumgemeente Breda, is gehonoreerd. Ook is hij het er mee eens dat de bevindingen van de commissie Schampers nog wat verba zing kunnen wekken, met name de positie van de gemeente Klundert. Terecht wordt gesteld dat de gemeente Zevenbergen zich uitnodigend in de richting van de gemeente Klundert zal moeten opstellen. Er is hier sprake van min of meer gelijkwaardige partners. De vrees die kennelijk in Klundert bestaat is naar zijn mening dan ook ongegrond. Hij betreurt het dat in de gemeente Klundert geluiden zijn gehoord dat Zeven bergen nooit een vinger zou hebben uitgestoken naar het IHM. Hij wijst er op dat Zevenbergen in de loop der jaren een bedrag van 7 miljoen gulden in het IHM heeft gestoken en er hoegenaamd niets voor heeft teruggekregen. Hij acht het zinvol de gemeente Klundert hierop te wijzen. Hij laat het aan het college over om dat formeel dan wel informeel aan te pakken. Inzake de aan te brengen voorzieningen aan het gemeentehuis, daarbij onder andere denkend aan de toe gankelijkheid voor gehandicapten, is hij van mening dat daarmee niet gewacht kan worden. Ook heeft zijn fractie moeite met het feit dat de oorspronkelijke reden van de reorganisatie, namelijk een serviceverbetering aan de burger, achter de horizon dreigt te geraken. Met betrekking tot de bedrijfsterreinen vindt hij dat er teveel versnipperd wordt gewerkt. Hij onderschrijft dat de bedrijvigheid in de toekomst vooral in De Koekoek zal komen te liggen. Bij het verdergaan in Molengors om een vlotte overgang naar woningbouw te creëren zet hij echter vraagtekens.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1992 | | pagina 46