-63- De VOORZITTER stelt dat Is gezegd dat de vide er gerust mag komen. De gemeente zal daarvoor het geld echter niet beschikbaar stellen. Het lid SCHIPPER vraagt wat de intentie van het risicofonds is. Indien het college kan waarmaken dat de exploitatie nu rond is, dient het college aan te tonen waarom dat risicofonds gehandhaafd dient te worden. Het lid VAN HAM stelt voor om onder punt 3 van het voorstel na "risicofonds" een punt te zetten, zodat de passage "ten behoeve van de exploitatie van De Meeren- hof" komt te vervallen. Een discussie daarover zal dan t.z.t. in de commissie gevoerd kunnen worden. Het lid REIJNDERS steunt de suggestie van de vorige spreker. Een discussie daar over dient dan wel binnen enkele maanden plaats te vinden. Wethouder KRIJNEN-BOOT vindt hetgeen thans is voorgesteld een praktisch voor stel.Dat onderdeel kan wat haar betreft nader in de commissie worden afgehan deld. De VOORZITTER concludeert dat het voorstel is aangenomen, met dien verstande, dat in de voorlaatste zin van punt 3 achter het woord "risicofonds" een punt wordt gezet. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders, met inachtneming van het vorenstaande. 11. Voorstel tot het treffen van een finan ciële stimuleringsregeling voor lang durig werklozen. Het lid BROEDERS-DE BRUIJN vindt het een positieve benadering om deze doelgroep te stimuleren weer aan het arbeidsproces te gaan deelnemen. Ze hoopt dat belang hebbenden gebruik zullen maken van deze regeling. Mocht het resultaat positief zijn, dan zou kunnen worden bezien of voor andere doelgroepen eveneens een soortgelijk project gestart kan worden. Ze hoopt dat, als de reorganisatie is doorgevoerd, het Arbeidsbureau meer inspanning zal leve ren om vooral werklozen van boven 45 jaar aan een baan te helpen. De gemeente zal die ontwikkeling op de voet moeten volgen. Wethouder KRIJNEN-BOOT deelt mede dat de doelgroep 45+ niet de eerste prioriteit heeft bij het Arbeidsbureau. Dat wil echter niet zeggen dat voor deze doelgroep niet bemiddeld wordt. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders. 12. Voorstel tot instemming met en tot het aangaan van een convenant met het Stadsgewest Breda inzake de regionale vuilstort Zevenbergen. Het lid KAMP deelt mede dat de voorwaarden waaronder de regionale vuilstort geaccepteerd wordt, alsmede de ongemakkentoeslag die daar tegenover staat, nog geen gepasseerd station is. Naar zijn mening moet er een autonome regeling -64- m.b.t. die toeslag komen, en geen copie van een regeling in een ander gewest. De thans voorgestelde regeling heeft echter een voorgeschiedenis. Het is dan wellicht ook niet verstandig om hierop eenzijdig in te breken. Bovendien is de ongemakkentoeslag die daarin wordt aangehouden reëel. Hij is daarom bereid in te stemmen met deze regeling, onder uitdrukkelijke voorwaarde dat gegarandeerd wordt dat de ongemakkentoeslag uitsluitend onderhevig is aan prijsindexering en aan herrekening a.g.v. een gewijzigde marktrente. Tot slot is hij er niet van overtuigd dat door deze regeling afvaltransporten over ongewenste routes door de gemeente Zevenbergen worden voorkomen. Het college zal zeer allert dienen te zijn op de transporten, en zal bij gebruikmaking van ongewenste routes bij het Stadsgewest c.q. de betreffende gemeenten aan de bel dienen te trekken. Het lid SCHIPPER vindt het een goede zaak om met expediteurs c.q. gemeenten duidelijke afspraken te maken t.a.v. de routes. Uitdrukkelijk dient bepaald te worden over welke wegen de transporten moeten plaatsvinden. Die garantie dient gekregen te worden. Het lid KRAMER heeft grote moeite met het accepteren van de voorwaarden. Hij heeft fundamentele bezwaren tegen de tekst in het convenant. De passage van de "Schijndel-regeling" dient uit het convenant te worden geschrapt. Slechts het bedrag van de ongemakkentoeslag moet daarin worden vermeld. Wat er thans staat is naar zijn mening erg gevaarlijk, omdat in het convenant wordt gesteld dat de toeslag gelijk is aan die in het Stadsgewest Den Bosch. In het convenant met het Stadsgewest Breda is o.a. in artikel 3.7. bepaald dat het bedrag is gebaseerd op hetgeen elders in de provincie is overeengekomen. Hij vraagt wat voor bezwaar er tegen is om in het voorstel van het dagelijks bestuur duidelijk aan te geven waar het bedrag van f 3,22 op is gebaseerd, en dat verder in het convenant niet op te nemen. Hij stelt dan ook voor om die passage uit het convenant te halen. Wat betreft de transporten stelt hij dat de vervoerskosten worden doorberekend in de stortkosten. Hij is van mening dat men hier reëel in moet zijn en dient te accepteren dat het ingebruiknemen van de vuilstort een zekere mate van overlast met zich zal brengen. Volgens hem zijn er nauwelijks middelen om dat tegen te gaan. Tot slot deelt hij mede dat aan de omwonenden van de regionale vuilstort een pamflet is toegezonden. Daarin wordt gesteld dat nog niet is begonnen met de aanleg, ondanks het aanbrengen van zand ter plaatse. Hij vraagt waar men hier dan wel mee bezig is. Het lid SCHOUWENAARS acht het voorliggende convenant een goed resultaat. Zevenbergen laat hierbij zien zich bewust te zijn van haar verantwoordelijkheid op het gebied van de afvalverwerking. De voorwaarden waaraan voldaan dient te worden behelzen vooral het zo beperkt mogelijk houden van de overlast. De zorg voor het na-trajekt is goed geregeld. Op lange termijn ontstaan hiermede geen problemen. Gedurende het gebruik van de stortplaats wordt de overlast zoveel mogelijk beperkt door de bedrijven vaste aanvoerroutes voor te schrijven. In de nog te sluiten contracten zal dat nadrukkelijk moeten worden geregeld. Wegen die er niet op zijn berekend worden daardoor niet extra belast. Tevens is het essen tieel om de route naar de stortplaats aan te sluiten op Rijksweg 17. Hij vindt dan ook dat met het Rijk in overleg moet worden getreden om dat zo snel mogelijk te realiseren. Hij is verder van mening dat niet meer in discussie dient te worden gegaan over het bedrag van f 3,22. Het is voor hem duidelijk dat dit het hoogst haalbare is. Met deze formulering in het convenant kan hij derhalve akkoord gaan.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1991 | | pagina 38