Het lid WIJBENGA-HELMER zegt ten aanzien van de aansluiting van de Turkse zender
dat er weliswaar een goede oplossing is gevonden, doch dat de V.V.D.-fraktie toch
met een ontevreden gevoel achterblijft inzake de wijze waarop deze zaak aan de or
de is gesteld en afgewerkt. Was het inderdaad zo'n brandende kwestie dat daardoor
goed overleg niet nodig was?
Het lid JANSSON vindt dat het college de rechtvaardiging van het RWI en het profijt
dat de gemeente daarvan zou kunnen hebben onvoldoende verdedigt in de notitie. Hij
is van mening dat hetcollege zich te gemakkelijk neerlegt bij het zogenaamde uit-
stralingseffekt waar Zevenbergen van zou kunnen profiteren.
Het lid WOLTMAN zou het jammer vinden indien nu een inhoudelijke diskussie over het
RWI zou plaatsvinden.
Het lid REIJNDERS deelt mede dat nadrukkelijk is gezegd in de vergadering van de
Gewestraad dat Zevenbergen, en ook andere gemeenten, tegen waren. De meerderheid
besloot echter anders. Door de gemeente Zevenbergen is echter een duidelijk voorbe
houd gemaakt.
Het lid KRAMER ondersteunt de vorige spreker.
De VOORZITTER antwoordt dat het aan het verslag van de commissie financiën gehechte
stuk een kopie van de voorwaarden bij de le grondverkoop betreft. In de commissie
gemeentebedrijven zal hierop nader worden teruggekomen.
Inzake de N.S.-fietsenstalling deelt hij mede dat hem verzekerd is dat deze op
korte termijn zal zijn gerealiseerd. Hij zal daarop alle mogelijke invloed uitoefe
nen.
Wat betreft het RWI is hij van mening dat de notitie slechts de bedoeling had om
inzicht te geven in de financiële ontwikkelingen.
Wethouder VAN DE WETERING deelt mede dat de kwestie H.Z.N. bij de beantwoording
van de artikel 37 vragen zal worden behandeld.
Wethouder KRIJNEN-BOOT verduidelijkt hoe een en ander met betrekking tot de Turkse
zender is verlopen. Het college heeft gemeend in de geest van het gevoelen van de
commissie gehandeld te hebben.
Ten aanzien van G.2 vraagt het lid SCHIPPER of de gemeente financieel aansprakelijk
gesteld kan worden.
Het lid REIJNDERS wijst er op dat de raad heeft vastgesteld dat er geen mogelijk
heid was om het besluit van de S.W.Z. tegen te houden.
De VOORZITTER antwoordt dat de gemeente niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Er is zeker geen onrechtmatige daad gepleegd.
Ten aanzien van IV.2 vraagt het lid KRAMER of de vrijkomende grond een bouwbestem-
ming krijgt.
Wethouder VAN DE WETERING antwoordt dat de verplichting van de gemeente om een
lokatie voor een woonwagenkamp te hebben nog steeds bestaat.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten konform het voorstel van burgemeester
en wethouders.