-111-
onderdeel van de begrotingsbehandeling moeten zijn. Hij ziet graag een ver
klaring van het college tegemoet hoe in deze eind 1985 gehandeld zal gaan
worden.
Daarnaast zegt hij dat door het toepassen van het profijtbeginsel door
het rijk de gemeenten worden gedwongen tot een lastenverzwaring voor de burgers.
Door het college is in het verleden gesteld dat dit geen juist beleid is,
n.l. in de beleidsnota 1984. Thans wordt door het college gesteld dat een ver
sterkte toepassing van het profijtbeginsel niet in strijd is met de beleids
uitgangspunten van de raad. Deze 2 stellingen staan haaks op elkaar. Hiervoor
wil hij een verklaring. Hij vindt dat t.a.v. de minima hun lasten worden over
schreden. Hij vraagt of het college binnenkort met een voorstel wil komen
om de Tniniïïia te ontzien. Een verhoging van de onroerend goedbelasting is "voor
hem niet teveel gevraagd.
De VOORZITTER is van mening dat de extra kortingen uit het gemeentefonds
vanwege de toepassing van het profijtbeginsel niet zonder meer doorgevoerd
kunnen worden door de gemeente. Alsdan zou een groot aantal voorzieningen
onbetaalbaar worden. Om die reden is door het college uitgegaan van uitgangspunt
72, nl. dat een hogere bijdrage gevraagd mag worden voor het instandhouden 7
van voorzieningen. Deze moeten echter wel betaalbaar blijven.
Ten aanzien van het automatisch worden van verhogingen deelt hij mede,
dat de inflatie-correctie wordt toegepast, omdat anders schoksgewijze ver
hogingen zullen moeten worden doorgevoerd.
Op de vraag waarom deze belastingvoorstellen niet tegelijkertijd met de
begrotingsbehandeling worden behandeld, antwoordt hij dat de belastingvoor
stellen tijdig vóór 1 januari moeten worden behandeld, omdat deze goedkeuring
van de Kroon behoeven. Omdat pas in januari de begrotingsbehandeling plaats
vindt moeten deze belastingvoorstellen naar voren worden geschoven.
M.b.t. de rioolrechten deelt spreker mede dat geen rekening is gehouden
met de rioleringsvoorzieningen in het centrum. Daarnaast is er geen reserve
fonds voor de vervanging van rioleringen.
Het kostendekkend maken van de reinigingsheffingen is een noodzaak, mede
gelet op de ongewisse situatie m.b.t. Moerdijk. Indien op de exploitatie ervan
bezuinigd kan worden zal dit zeker worden gedaan. Hierover is vorig jaar uit
voerig gesproken.
T.a.v. de onroerend goedbelasting deelt hij mede dat het niet verhogen g
met 1# ervan tot gevolg zal hebben dat m.i.v. 1-1-1986 deze extra verhoogd
zal moeten worden. Het is daarom beter om deze gelijkmatig te verhogen.
Hij zegt vervolgens dat het college voorstander is van het oprichten van een
volkstuinvereniging. In de loop van 1985 zal daarover overleg worden gepleegd.
Dit zal een aanzienlijke besparing moeten opleveren.
Tot de uitgaven t.a.v. de marktgelden behoren tevens de uitgaven voorde ker
missen. Met ingang van 1-1-1985 zal dit, als gevolg van de verandering van
de comptabiliteitsvoorschriften, zichtbaar worden.
Spreker deelt mede dat het extra verhogen van de tarieven van De Schuur
zal leiden tot een vermindering van het gebruik. Dit gebruik is thans zeer
bemoedigend. Vermindering van het gebruik moet worden vermeden.
Tot slot deelt hij mede dat het college zich alsnog zal beraden over het
ontzien van de minima. Algemene tarieven kunnen echter niet worden uitgezonderd
voor deze groep personen. Bij de onroerend goedbelasting zijn de mensen geatten
deerd op de mogelijkheid tot vrijstelling/vermindering.
Wethouder VAN DE WETERING zegt dat de gemeente m.b.t. de reiniging goedkoper
werkt dan de bedrijven die destijds offerte hebben uitgebracht. Zevenbergen
zit op een uurbedrag van f 153,80
Andere gemeenten die zelf het huisvuil ophalen: Etten-Leur en Oosterhout zitten
op een uurbedrag van respectievelijk f 176,25 en f 180,75. Hieruit blijkt dat
Zevenbergen aanzienlijk lager zit dan andere gemeenten die ook de reiniging
in eigen beheer hebben. Hij zegt vervolgens dat de evaluatie m.b.t. de reini
ging in de beleidsnota 1985 zal worden opgenomen. Voor de cijfers m.b.t. de
opgeleverde bezuinigingen zal eerst de rekening 1984 afgewacht moeten worden.
M.b.t. de volkstuinen deelt hij mede dat de raad heeft gesteld dat deze
kostendekkend moeten zijn. Daarom moeten de kosten zo laag mogelijk worden
gehouden. Dat is de reden waarom eerst de situatie aan De Knip is afgewacht.
Dit verloopt naar wens en daarom zal nu in contact worden getreden met de
huurders aan de Schansdijk om daar ook een dergelijke vereniging op te richten.
Het lid HUIJSSOON is van mening dat het niet juist is om de kwestie Moer
dijk alleen te betrekken bij de reinigingsheffingen. Hij is, net als de voor
zitter, van mening dat het profijtbeginsel niet versterkt moet worden toege
past. Ten aanzien van de verhoging van de pachtprijzen van de volkstuinen wil
hij het voorbehoud maken dat, mocht de vereniging niet van de grond komen,
eerst m.b.t. deze verhoging naar de raad wordt teruggekomen.
Hij vraagt vervolgens of er veel verzoeken om kwijtschelding van de onroerend
goedbelasting zijn ingekomen en of dit van grote invloed zal zijn op.de op
brengst van die belasting. Ook informeert hij of het de bedoeling is om thans
een fonds te gaan vormen voor de vervanging van rioleringsvoorzieningen.
Hij vindt het jammer dat dit nooit is gebeurd.
Tot slot handhaaft hij zijn voorstel om de reinigingsheffingen met maxi
maal 1 C$ te verhogen.
Het lid VAN BEZUIJE zegt dat het gescheiden behandelen van de tarieven
en de begroting zo spoedig mogelijk moet worden afgeschaft. Op deze manier is
de samenhang zoek. Met het kostendekkend maken van de marktgelden is hij het
eens. Hier is n.l. sprake van een bedrijfsmatige aktiviteit. Hij vraagt zich tot
slot af waarom het profijtbeginsel specifiek op de reinigingsheffingen wordt
toegepast, temeer daar aan de burger geen enkele keuze wordt gelaten.
Het lid SCHIPPER is van oordeel, dat de voorzitter zelf heeft aangegeven
waarom hij niet accoord gaat met een verhoging van de onroerend goedbelasting.
Dit tarief ligt n.l. reeds 25$ boven de grens die wordt gehanteerd voor een
artikel-12 gemeente. Op dit moment kan hij daar dan ook niet mee instemmen.
De verhoging van 14$ van de reinigingsheffingen vindt hij, gezien vanuit de
problematiek dat de onroerend goedbelasting op het huidig niveau zou moeten
blijven, reëel.
Tot slot merkt hij op dat de verhoging van 5$ in algemene zin moet worden
gerelateerd aan de inflatie-correctie. Deze inflatie-correctie is echter
grotendeels teniet gedaan. Het trendmatig verhogen is derhalve eigenlijk niet
juist.
Het lid DE HAAS blijft bij zijn standpunt dat de behandeling van deze voor
stellen tijdens de begrotingsbehandeling dient plaats te vinden. Het is nu
niet mogelijk om eventuele gaten te dekken omdat de "overall-visie" ontbreekt.
M.b.t. de evaluatie van de reiniging is hij van mening dat ook duidelijk cijfer
matig op een aantal zaken moet worden ingegaan en niet alleen op de wijze van
het ophalen van het huisvuil. Hij is daarbij voorstander van het kostendekkend
maken van de reinigingsheffingen.
Spreker gaat niet accoord met een verhoging van de onroerend goedbelasting.
Het is onjuist omdat deze verhoging iedereen raakt en Zevenbergen reeds ruim
boven de artikel-12-norm zit.
Ten aanzien van de volkstuinen is hij van mening dat deze, indien het niet
lukt om een vereniging in het leven te roepen, kostendekkend moeten worden.