-95-
3.
De notulen worden zonder op- of
Vaststelling van de notulen van de
raadsvergadering van 10 mei 1983 -
aanmerkingen onder dank vastgesteld.
4. Ingekomen stukken en mededelingen.
Met betrekking tot punt D.1 merkt het lid HÏÏIJSSOON op, dat de visie
van het gemeentebestuur van Zevenbergen afwijkt van die van het dagelijks
bestuur van het I.H.M., daar waar het gaat omtrent de vestiging van een auto
sloperij op industrieterrein Moerdijk. Hij dringt er op aan om in de raad van
bestuur de visie van het gemeentebestuur kenbaar te maken en te bewerkstelli
gen, dat de onderhavige autosloperij alsnog gevestigd kan worden op het industrie
terrein Moerdijk.
Het lid SCHIPPER is van mening, dat de kosten van infrastructurele maat
regelen onevenredig hoog zijn, gelet op de opbrengst uit de erfpachtcanon.
Dientengevolge kan hij instemmen met de visie van het dagelijks bestuur. 1)
Het lid DE HAAS is van mening, dat het onderhavige bedrijf op het industrie
terrein Moerdijk gelegenheid moet krijgen om te funktioneren.
Het lid MARKIM wijst op het besprokene in de vorige raadsvergadering. De
zorg voor de werkgelegenheid dient voor het I.H.M. aanleiding te zijn om deze
aangelegenheid te heroverwegen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de vertegenwoordiger in de raad van bestuur
de standpunten van de gemeenteraad op een juiste wijze zal trachten te verwoor
den.
Ten aanzien van punt H.7 merkt het lid HOUTENBRIM op teleurgesteld te
zijn in het uitgebrachte advies van de V.N.G. en betreurt bovendien de lange
tijdsduur voorafgegaan aan de afhandeling van de brief van het C.E.D.R.I.
Met betrekking tot punt II verzoekt het lid REIJNDERS de onderhavige
brief met spoed af te handelen, aangezien het verkeerslawaai reeds jaren als
hinderlijk wordt ervaren.
Wethouder VAN DE WETERING deelt mede, dat hoogstwaarschijnlijk in de augustus-
vergadering van de oommissie gemeentebedrijven een voorstel hieromtrent ter
discussie zal worden gesteld. De reeds bekende gegevens en de zoneringsresultaten
van het ministerie zullen met behulp van een deskundige van de T.M.D. op elkaar-
worden geënt, zodat een juiste beleidsafweging kan geschieden.
Het lid REIJNDERS verzoekt de gehele problematiek langs de S6 mee te nemen.
Wethouder VAN DE WETERING zegt toe dat de problematiek, zoals die geldt vanaf de
suikerfabriek tot en met de Watermolen, zal worden bezien.
Ten aanzien van punt IV deelt de VOORZITTER mede, dat het college van
burgemeester en wethouders de betrokken ouders ten onrechte heeft medegedeeld,
dat de gemeenteraad ter zake een besluit had genomen. Hij wijst op het bespro
kene in de vorige vergadering. In die vergadering heeft de raad de hoofdlijnen
aanvaard. Hij stelt voor om in deze vergadering terzake een besluit te nemen,
zoals door het college van burgemeester en wethouders is voorgesteld.
Het lid KRIJNEN-BOOT merkt op, dat in het recente verleden de gemeentelijke
contacten met de actiegroep "Vereniging vervoer buitengewoon onderwijs" van
gebrekkige aard zijn geweest. Zij verzoekt het college middels een schrijven
gericht aan de betrokken ouders de reden kenbsar te maken waarom hun kind al
dan niet in aanmerking komt voor aangeoast vervoer. Zij vijst op de klachten
van ouders inzake de stigmatiserende werking van het opspelden van plaatjes
van bepaalde kleur bij hun kinderen.
Het positieve saldo, ontstaan als gevolg van deze nieuwe regeling, wenst haar
fractie te reserveren voor het oplossen van eventuele problemen.
-96-
Ten aanzien van de voorgestelde regeling merkt het lid VAN BEZUIJE op,
dat er nog steeds onzekerheid bestaat omtrent reistijd, veilig overstappen
en kwalitatieve en van continuïteit gewaarborgde begeleiding. Hij dringt aan
op een maximale proeftijd van 3 maanden, waarna in onze gemeente -in overleg
met ouders- een evaluatie dient plaats te vinden.
De overeenkomst met de gemeente Breda c.q. de B.B.A. mag zijns inziens derhalve
niet worden gesloten voor een langere termijn.
Voorts dient het gemeentebestuur de vrijheid te hebben om eventueel noodzakelijke
alternatieven uit te werken zonder aan doorlopende kosten van aangepast vervoer
vast te zitten. De bezuinigde 34.000,dienen voor dat doel te worden gere
serveerd.
Het artikel van de verordening -waarin gesteld wordt, dat de gemeente in plaats
van een gevraagde vergoeding uit de gemeentekas voor vervoerskosten het vervoer
kan verzorgen of laten verzorgen- kan ook omgedraaid worden. Namelijk: aan de
vereniging van ouders kan de rijksvergoeding van 1983 en de gemeentelijke
bijdrage van 1982 beschikbaar worden gesteld. Tesamen met de ouders kan dan
naar alternatieven voor het vervoer gezocht worden. Hij merkt op, dat met
particuliere ondernemingen op korte termijn overeenkomsten kunnen worden
gesloten. Praktijkvoorbeelden van een dergelijke regeling functioneren reeds.
Het lid SCHIPPER wijst op de noodzaak van de kwaliteit en continuïteit
van de begeleiding van leerlingen.
Ten aanzien van de maximale tijdsduur van het vervoer bestaan er bij zijn fractie
nog vraagtekens. Hij verzoekt de toezegging van het college om binnen 3 maanden
de materie omtrent het vervoer te evalueren, waarbij ouders, begeleiders en
scholen moeten worden betrokken.
Het lid JANSSON wijst op de door zijn fractie in de vorige raadsvergadering
gestelde ontbindende voorwaarde. Hij ondersteunt de suggestie van D'66 inzake
het vaststellen van een proefperiode. t
Indien noodzakelijk dient er in de regeling een verfijning/kunnen worden aan
gebracht, welke bekostigd zou kunnen worden uit het thans ontstane positieve
saldo.
Het lid HOÏÏTENBRIM verzoekt -in verband met de beroepstermijn- wederom
een brief naar de ouders te verzenden, indien het onderhavige voorstel door
de raad wordt aangenomen. Hij wijst nogmaals op de door zijn fractie gestelde
voorwaarden, waaraan de begeleiding dient te voldoen (deskundig, homogeen en
langdurig van samenstelling).
Aangezien de onderhavige vervoersmaterie rijksgoedkeuring behoeft, verzoekt
hij bij onthouding van goedkeuring hieromtrent mededeling.
Hij verzoekt het college de ouders inzage te geven van de adviezen, welke
geleid hebben tot de indeling van hun kind bij het openbaar vervoer, een en
ander in verband met eventuele beroepsgronden.
Zijn fractie ervaart het opplakken van gekleurde plaatjes bij de kinderen
als stigmatiserend en verzoekt derhalve dit systeem niet langer dan veertien
dagen te hanteren.
Voorts verzoekt zijn fractie binnen één maand te starten met de evaluatie
van het vervoer, welke binnen 3 maanden in de raad afgerond moet zijn.
Het positieve saldo dient zijns inziens gereserveerd te worden om knelpunten
op te lossen.
De VOORZITTER concludeert, dat de raad in hoofdlijnen instemt met het
onderhavige voorstel. Het college acht de gewenste evaluatie eveneens nood
zakelijk, doch denkt daarbij niet aan termijnen maar aan een continu proces.
De commissie onderwijs zal daarbij op de hoogte worden gehouden. Voorts merkt
hij op, dat de gemeente op elk gewenst ogenblik de diensten van de B.B.A. kan
beëindigen. Echter, andere vormen van vervoer kunnen hogere financiële conse
quenties tot gevolg hebben. Ten aanzien van het positieve saldo ad 35.000,
merkt hij op, dat er geen begrotingswijziging zal plaatsvinden, zodat dit
bedrag beschikbaar blijft.