-47-
bemoeilijkt, aldus spreker. Aangezien gebruikmaking van normaal openbaar ver
voer uitgesloten moet worden geacht vraagt hij op korte termijn te komen met
een voorstel waar uit blijkt wat het speciaal vervoer van de leerlingen thans
kost en wat een ongewijzigde voortzetting zou gaan kosten.
Tevens dienen daarbij alternatieven voor het aangepast vervoer te worden be
zien met daarbij de financiële consequenties.
De oplossing van de financiële problemen kan zijns inziens gezocht worden in
een grotere efficiency middels betere coördinatie en grotere samenwerking bij
het vervoer. Hij merkt tenslotte op dat de belangen van de kinderen voorop
moeten staan en dat de ouders bij de besluitvorming betrokken moeten blijven
worden.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT had begrepen dat de voorzitter staande de ver
gadering nadere informatie zou verstrekken. Zij wacht eerst deze informatie af.
Het lid JANSSON onderschrijft de reeds gemaakte opmerkingen. Hij gaat
ervan uit dat de gevraagde informatie in de eerstvolgende commissievergadering
wordt verstrekt.
De VOORZITTER antwoordt dat het hedenmiddag geplande gesprek met het
actiecomité op verzoek van het comité is verzet naar a.s. donderdag.
Hij licht toe dat de ministeriële maatregel inhoudt dat enkel de kosten van
openbaar vervoer voor 80^ vergoed zullen worden en dat enkel in uitzonderings
gevallen speciaal vervoer mogelijk zal zijn. Medegedeeld wordt vervolgens dat
in de regio Breda met andere gemeenten overleg is gevoerd waarbij Zevenbergen
mede namens Klundert, Hooge en Lage Zwaluwe en Terheijden is opgetreden.
Door de B.B.A. is een concept-dienstregeling opgezet waarbij het mogelijk is
om middels extra openbaar vervoer, de bijzondere scholen in Breda van leerlin
gen uit de omliggende gemeenten te voorzien.
Door de hoofden der scholen zal onderzocht worden welke leerlingen geen ge
bruik kunnen maken van het openbaar vervoer en derhalve aangewezen blijven op
speciaal vervoer.
Hij zegt dat ernaar gestreefd wordt deze problematiek op 19 april a.s. in het
college te behandelen, zodat de raad hierover in mei een uitspraak kan doen.
Het lid MAKECINK is van mening dat de beoordeling van de noodzakelijkheid
van speciaal vervoer niet enkel tot de schoolhoofden beperkt moet blijven,
doch dat ook de ouders hierbij betrokken moeten blijven.
De VOORZITTER antwoordt dat het hoofd der school bij de beoordeling zeker
de ouders, alsook de schoolbegeleidingsdienst, zal betrekken.
Het lid SCHIPPER wenst het college te complimenteren met de ontwikkelde
activiteiten op dit punt en wacht met belangstelling het voorstel voor de
mei-vergadering af.
Het lid JANSSON vraagt nog extra aandacht voor het vervoer van de kinde
ren vanaf het station te Breda naar de verschillende scholen. Goede begelei
ding hierbij is zijns inziens onontbeerlijk.
De VOORZITTER deelt mede dat al deze aspecten bij de komende besprekingen
naar voren zullen worden gebracht.
Met betrekking tot de verslagen van de vergaderingen van de portefeuillecommis
sies is het lid HÜIJSS00N van mening dat het gewenst is uniformiteit te brengen
in de wijze van verslaglegging. Nu is het zo dat van de ene vergadering een
besluitenlijst wordt gemaakt en van de andere een verslag. Hij vraagt een zo
danige notulering dat daaruit een eventuele discussie enigszins blijkt-*
Het lid MAKKINK had niet verwacht dat de vorm van de verslagen hier aan
de orde zou komen.
Hij heeft overigens grote bezwaren tegen de vorm zoals die nu bij enkele commis
sies wordt gehanteerd. Hij verzoekt de verslaglegging middels besluitenlijsten
te zien als een experiment en dit na verloop van tijd in de raad ter discussie
te stellen.
-48-
Het lid SCHIPPER kan accoord gaan met de wijze van verslaglegging zoals
die nu voor de commissie ruimtelijke ordening en onderwijs c.a. is gehan
teerd. Een discussie hierover kan overigens in de commissie zelf plaatsvinden.
Het lid DE HAAS kan zich vinden in het standpunt van de heer Schipper.
Het lid VAN BEZUIJE sluit zich hierbij aan.
De VOORZITTER merkt op dat de nieuwe vorm van de commissieverslagen ge
zien moet worden als een experiment. Er moet inderdaad gestreefd worden naar
uniformiteit bij de verslagen. Dit zal overigens nog binnen het college ter
sprake worden gebracht.
Het lid MAKKINK neemt afstand van de woorden van de Hoekse fractie en
de V.V.D.
Op dit moment wenst hij zich niet uit te spreken voor welke vorm van verslag
legging dan ook.
Een discussie hieromtrent acht hij na verloop van tijd zeer wenselijk.
Met betrekking tot. punt 5, de brief van de gemeente Zierikzee, merkt hij op
dat de eerder ingediende motie inzake wijziging van de financiële verhoudings
wet in de raad aan de orde is geweest en dat de commissie financiën, conform
het besluit van de raad, deze motie zou afhandelen. Alhoewel de commissie
heeft besloten instemmend te reageren, blijkt dat van Zevenbergen nog geen
bericht is ontvangen.
De VOORZITTER merkt op dat de motie ter afdoening in handen is gesteld
van burgemeester en wethouders. Het college heeft, conform de aanbevelingen
van de V.N.G. besloten niet op de motie te reageren.
Het lid MAKKINK stelt dat de raad destijds heeft besloten om het college
de afdoening van de motie op te dragen, evenwel na advies te hebben ingewon
nen van de commissie financiën.
Het advies van de commissie was dat een brief aan Zierikzee, ter ondersteuning
van de motie, voldoende wordt geacht.
Het antwoord van de voorzitter kan hij derhalve niet plaatsen.
Hij verzoekt deze zaak derhalve in heroverweging te nemen.
De VOORZITTER antwoordt dat ten aanzien van het gestelde in de commissie
vergadering de zaak in heroverweging zal worden genomen.
Naar aanleiding van punt H7, waarbij is toegevoegd het schrijven van de ver
tegenwoordigers van de raad in de commissie georganiseerd overleg, merkt het
lid JANSSON op dat het toegezegde voorstel met financiële consequenties, naar
aanleiding van het organisatie-onderzoek door het bureau O.D.R.P., nog steeds
niet aan de raad is voorgelegd. Hij gaat ervan uit dat deze toezeggingen bij
de voorjaarsnota zullen worden nagekomen.
Het lid VAN BEZUIJE merkt op dat de commissie voor georganiseerd over
leg heeft geconstateerd dat onder het personeel onrust is ontstaan als gevolg
van het beleid van het college met betrekking tot het organisatie-onderzoek.
Hij wijst erop dat de informatie aan de raad eveneens erg gebrekkig is ge
weest. Voor 12 raadsleden ligt namelijk één exemplaar van het in oktober
aangeboden rapport, ter inzage. Hij vraagt hoe het college denkt dit rapport
en het daaraan gekoppelde toekomstige personeelsbeleid, door de raad te laten
bespreken.
Het lid MAKKINK is eveneens verbaasd dat de raadsleden geen exemplaar
van het rapport hebben ontvangen. Hij vraagt hieraan alsnog te voldoen.
Met de raad dient zijns inziens over de -hoofdlijnen van de organisatieproble-
matiek gediscussieerd te worden. Hiertoe ware deze kwestie op de agenda voor
de mei-vergadering te plaatsen.
De VOORZITTER zegt toe dat het O.D.R.P.-rapport aan de raadsleden ter
beschikking wordt gesteld. Alvorens de raad in hoofdlijnen hierover kan praten
dient vertrouwelijke behandeling plaats te vinden in het seniorenconvent of in
de beleidsvoorbereidende commissie.