-39-
Het lid SCHIPPER vraagt of deze problematiek niet beter via de geëigende
commissie aan de orde gesteld kan worden, teneinde voor alle fracties een dis
cussie hierover mogelijk te maken.
De VOORZITTER antwoordt dat het niet de bedoeling is om over deze kwestie
nu een discussie te voeren. Eerst dient afgewacht te worden welk standpunt
het parlement zal innemen. Daarna zal overlegd worden welke stappen door het
gemeentebestuur genomen kunnen worden. Alsdan zal deze zaak worden doorgeleid
naar de betreffende commissie.
Het lid HOUTERBRIRK vraagt, onder verwijzing naar punt H2, of het college
nog bij Gedeputeerde Staten heeft gereageerd op het uitgebrachte rapport met
betrekking tot huize St.Martinus.
Hij vraagt zich overigens af waarom de reactie van de actiegroep huize
St.Martinus op dit rapport bij de vertrouwelijke stukken ter inzage ligt, gelet
op het feit dat deze reactie ook aan de pers is toegezonden.
Het lid SCHIPPER wenst niet inhoudelijk op dit stuk in te gaan. Hij
spreekt de hoop uit dat deze kwestie niet emotioneel, doch met deskundigheid
tot een oplossing wordt gebracht.
De VOORZITTER antwoordt dat de reactie van de actiegroep bij de vertrouwe- I
lijke stukken is gevoegd, aangezien ook het door de C.O.A. uitgebrachte rap
port destijds vertrouwelijk is behandeld.
Uit contacten met de provincie is hem gebleken dat Gedeputeerde Staten nog een
afrondend gesprek wensen met de commissie van onderzoek en advies en het be
stuur van huize St.Martinus, waarna Gedeputeerde Staten een standpunt zullen
bepalen. Hij verwacht dat hierbij de reactie van de actiegroep wordt betrokken.
Met betrekking tot punt H3 merkt het lid VAR BEZUIJE op dat Zevenbergen in
het bedrijfsplan 1983 van de B.B.A. niet voorkomt.
Op geen enkele wijze wordt het voornemen uitgesproken de situatie met betrek
king tot het openbaar vervoer voor Zevenbergen te verbeteren.
Hij constateert dat het overleg van het college met de B.B.A.voor 1983 te laat
is geweest.
Het lid SCHIPPER heeft eveneens geconstateerd dat voor Zevenbergen en de
kerkdorpen op het gebied van het openbaar vervoer geen initiatieven zijn te
verwachten. Hij vraagt of de wensen met betrekking tot de busroutes en stop
plaatsen in met name plan Krooswijk en Zevenbergschen Hoek bij de B.B.A. be
kend zijn.
De VOORZITTER antwoordt dat de wensen van Zevenbergen in het verleden aan
de B.B.A. kenbaar zijn gemaakt. In het komend gesprek zullen alle aandachtspun
ten nogmaals onder de aandacht worden gebracht.
Het lid REIJRDERS merkt, onder verwijzing naar punt H6 op dat de politie
per 1 oktober 1982 is gestopt met de automatische gegevensverwerking ten be
hoeve van de surveillanceplanning. Hij vraagt of op andere wijze beschikt kan
blijven wórden over deze gegevens. Terzake de gegevens op zich wijst hij er
op dat de toename van incidenten voor de combinatiegroep, waartoe Zevenbergen
behoort, geheel kan worden toegeschreven aan de sectoren criminaliteit en
hulpverlening. Hij vraagt wat beleidsmatig met deze gegevens wordt gedaan en
of binnen het takenpakket van de politie voldoende flexibiliteit aanwezig is
om op de gebleken behoeften in te spelen.
De VOORZITTER zegt dat deze materie met de groepscommandant van de rijks
politie besproken zal worden, waarna de commissie financiën c.a. geïnformeerd
zal worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten conform de voorstel
len van burgemeester en wethouders.
-40-
5. Voorst'el tot het aangaan van een rekening-
courant-overeenkomst met de Stichting Woning
bouw Zevenbergen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
6. Voorstel tot het voteren van een krediet in
verband met de renovatie van het pand Stations
straat 63 (voormalig gemeentehuis).
Dit voorstel wordt voorlopig van de agenda afgevoerd.
7. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een
subsidie aan de I.K.V.-kerngroep Zevenbergen.
Het lid mevr. KRIJRER-BOOT merkt op dat haar fractie, evenals in de ver
gadering van 9 november was gesteld, er geen bezwaar tegen had dat het be
lang van vredesonderwijs bij de schoolbesturen onder de aandacht werd ge
bracht. In deze zin is ook door het college aan het genomen besluit uitvoering
gegeven. Zij begrijpt dan ook niet dat nu met het onderhavige voorstel wordt
gekomen.
Uit niets is gebleken dat de raad een verdere bemoeienis met dit onderwerp
voorstond en dat het I.K.V. hierin een taak werd toegekend.
Wanneer het I.K.V. een subsidie wordt toegekend,wordt bovendien een prece
dent geschapen voor andere vredesbewegingen, aldus spreekster. Zij is dan
ook tegen het voorstel.
In tegenstelling tot het meerderheidsvoorstel van het college pleit het lid
VAR BEZUIJE voor een volledige subsidiëring van de I.K.V activiteit met
betrekking tot het vredesonderwijs.
Het gaat in feite om een tentoonstelling en dus het beschikbaar stellen van
een zo breed mogelijke informatie.
Zijns inziens is vredesonderwijs meer dan ooit, zeer essentieel voor het
voortbestaan van de mensheid.
Het lid SCHIPPER is van mening dat het vredesvraagstuk in zijn algemeen
heid aan de orde is en dat dit onderwerp niet toegespitst dient te worden
op het onderwijs, aangezien de schoolbesturen hun eigen verantwoordelijkheid
terzake hebben.
Hij is van mening dat rekening gehouden moet worden met objectieve maatstaven.
In dit verband wijst hij er op dat het I.K.V. verdergaande concessies wil
doen bij ontwapening dan b.v. het C.D.A. of de V.V.D.
Met de C.D.A.-fractie is hij van mening dat ten aanzien van de subsidiëring
geen precedent geschapen mag worden.
De beschikbaarstelling van de ruimte in "de Schuur" voor de tentoonstelling
ontmoet bij hem geen bezwaar.
Het lid JARSSOR wijst op het gebrek aan eensgezindheid binnen het col
lege, gelet op het feit dat in dit voorstel sprake is van een meerderheids-
en een minderheidsstandpunt.
Hij is overigens verwonderd dat dit voorstel nu voorligt. De subsidie had
namelijk formeel op grond van de algemene subsidie-verordening afgewezen
kunnen worden.
Daarbij komt, aldus spreker, dat het onderwijsveld in meerderheid heeft ge
steld geen behoefte te hebben aan de door het I.K.V. op te zetten tentoon
stelling.