GEMEENTE ZEVENBERGEN
Notulen van de vergadering van de gemeenteraad, gehouden ten gemeentehuize
op 12 januari 1982.
Aanwezig de leden: mevr. P.J.Krijnen-BootL.G.M.van Overveld, C.Huijssoon,
A.A.M.Wijne, G.A.Krijnen, S.J.Schipper, A.J.Beljaars
J.P.M.Kokke, Mevr. AtSchrauwen-SchouwenaarsA.G.C.Dijkers,
D.Th.Woltman, J.v.d.Wetering, R.Makkink en C.J.Trompers.
Voorzitter: G.H.Kamp, l.h.
Secretaris: J.A.A.van der Smissen
1. Opening.
De VOORZITTER opent de vergadering met het bij reglement van orde voor
de vergaderingen van de raad voorgeschreven gebed.
2. Loting volgorde bij eventuele stemmingen.
Het nummer van volgorde bij eventuele stemmingen wordt bepaald op num
mer 3 van de presentielijst, zijnde het lid Wijne.
3. Notulen van de raadsvergadering van 8 decem
ber 1981
De notulen zijn nog niet gereed.
4. Ingekomen stukken en mededelingen.
Naar aanleiding van punt A en een terzake ontvangen notitie vraagt het
lid WOLTMAN toestemming om in te gaan op de tarieven voor de ijsbaan.
De VOORZITTER deelt mede dat na behandeling van de ingekomen stukken
hiertoe gelegenheid bestaat.
Terzake punt B2 merkt het lid MAKKINK op, dat het verdagen van beslis
singen omtrent goedkeuring van bestemmingsplannen door Gedeputeerde Staten
zonder een enkele motivering, een kostbare zaak voor het gemeentebestuur is.
Hij stelt voor Gedeputeerde Staten van dit ongenoegen in kennis te stellen
en mede te delen dat dit niet wordt geaccepteerd.
Het lid SCHIPPER onderschrijft deze opmerking.
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT gaat accoord wanneer wordt geprotesteerd
tegen een ongemotiveerde verdaging.
De door de heer Makkink gebezigde terminologie gaat haar echter te ver.
Er zou aandacht gevraagd kunnen worden voor de problemen die naar voren
komen, wanneer stagnatie optreedt in de goedkeuring van een bestemmingsplan.
De VOORZITTER concludeert vervolgens dat de raad akkoord gaat met een
brief als door de heer Makkihk bedoeld. De problematiek zal bij Gedeputeerde
Staten onder de aandacht worden gebracht. /Wetering aan
Met betrekking tot punt 02, inzake Uniser-Moerdijk, herinnert het lid v.d./
de door de raad terzake aangenomen motie welke zijns inziens op een te
voorzichtige wijze aan de diverse instanties is voorgelegd.
Hierin ligt tevens een taak voor het Stadsgewest, welke eveneens van de motie
in kermis gesteld moet worden.