-182-
Tevens vraagt spreker waarom als voorzitter van de commissie een lid van
het college wordt aangewezen.
Hij wijst erop dat in de motivatie voor een art. 62 commissie is gesteld
dat deze keuze is gemaakt onder druk van C.R.M. en kleinere gemeenten, die
onvoldoende ervaring en deskundigheid bezitten.
Naar zijn mening valt Zevenbergen niet onder deze categorie.
Terzake de welzijnscommissie op zich ziet hij duidelijk overeenkomsten met
de sportraad, waarvoor destijds is gekozen voor een neutraal voorzitter.
Het benoemen'van een wethouder als voorzitter zou namelijk kunnen leiden
tot een rollenconflict binnen de sportraad enerzijds en de gemeenteraad
anderzijds.
Dezelfde argumenten gelden zijns inziens nu voor de welzijnscommissie.
Hij deelt vervolgens mede dat zijn fractie hem kandidaat stelt voor het
lidmaatschap van de welzijnscommissie.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT was de mening toegedaan dat punt c van het
voorstel, de benoeming van 3 raadsleden in de commissie, conform het advies
van de commissie onderwijs, was opgeschort tot men kennis had kunnen
nemen van de benoeming van de niet-raadsleden.
Voor het overige ondersteunt zij het voorstel van het college.
Het lid KRIJNEN zegt aanvankelijk het idee te hebben gehad dat een
welzijnscommissie de taak van de gemeenteraad zou uithollen.
Na bestudering van de stukken en gelet op de ervaring met andere commissies
blijkt dit echter niet het geval te zijn.
Met de samenstelling der commissie heeft hij echter wel enige moeite.
Het welzijnsterrein is dermate groot dat zijns inziens alle fracties bij
de advisering betrokken dienen te worden.
Hij stelt dan ook voor bij de eindfase van de welzijnscommissie 5 raadsleden
te benoemen.
De VOORZITTER antwoordt dat het voorstel van de commissie, om met be
noeming van raadsleden te wachten tot de open sollicitatieprocedure is af
gerond, door het college is overgenomen.
Het lid MAKKINK merkt op dat zulks niet blijkt uit de bemerkingen op
het commissieverslag. Deze gang van zaken pleit weer voor zijn eerder
gedane verzoek om aantekeningen van het college op de commissieverslagen,
afzonderlijk uitgewerkt, aan de raadsleden toe te zenden.
De VOORZITTER merkt vervolgens op dat bij een open sollicitatiepro
cedure een oproep wordt geplaatst waarop door belangstellenden gereflec
teerd kan worden, waarna aan de hand van persoonlijke gesprekken een selec
tie wordt gemaakt en benoeming plaatsvindt .-
Spreker heeft op zich geen bezwaar tegen vertegenwoordiging van elke frac
tie in de welzijnscommissie.
Ten aanzien van het voorzitterschap deelt hij mede dat bij een art. 62-
commissie de voorzitter normaliter vanuit het college wordt benoemd. Ook
uit praktische overwegingen is dit aan te bevelen. Met name voor de coördi
natie en de contacten naar de diverse beleidsterreinen.
Deze visie wordt tevens onderschreven door de V.N.G. die op dit punt heeft
geadviseerd.
De SECRETARIS licht nog toe dat de V.N.G. tevens van menirg is dat
het welzijnsbeleid niet uit handen gegeven mag worden aan het particulier
initiatief, gelet op de grote bedragen die hiermee gemoeid zijn. De ge
meenteraad moet hier de primaire verantwoordelijkheid hebben. Uiteraard is
wel een goede samenwerking met het particulier initiatief noodzakelijk.
Op de bevoegdheden met betrekking tot de besteding van het budget dient de
gemeenteraad echter greep te houden.
-183-
Dit alles heeft geleid tot de keuze voor een art.62commissie; uiteindelijk
met instemming van het ministerie van C.R.M. onder voorwaarde dat vanuit
het particulier initiatief altijd één lid meer benoemd wordt dan uit de
raad.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT heeft bezwaar tegen de optrekking van het
aantal leden naar het aantal fracties, aangezien hier een willekeurige fac
tor inzit omdat het aantal fracties kan variëren.
Het lid KRIJNEN zegt bedoeld te hebben de eindfase van de welzijns
commissie omdat dan het terrein veel groter is. Men denke hierbij aan de
inbreng van de sport e.d. Op dit moment acht ook hij 3 leden uit de raad
voldoende.
De SECRETARIS merkt op dat men niet uit kan gaan van een kleine commis
sie omdat het welzijnsbeleid een breed werkterrein omvat. Vanuit diverse
werkverbanden zal inbreng in de overall-commissie geleverd moeten worden.
Dit is een vereiste voor de doorstroming van het particulier initiatief.
Deze visie heeft destijds bij de instelling van de sportraad eveneens ge
golden.
Het lid MAKKINK zegt dat het college bij de sportraad duidelijk heeft
gekozen voor een neutrale voorzitter. Hij vraagt zich af waarom daar in
het onderhavige geval van wordt afgeweken.
De SECRETARIS zegt dat het gebruikelijk is dat bij een commissie ex
artikel 61met bestuurlijke bevoegdheden, een neutrale voorzitter wordt
benoemd.
Een commissie die enkel adviserend optreedt, dus ex artikel 62, vraagt,
gelet op het feit dat de meningen goed moeten kunnen doorstromen van en
naar het particulier initiatief, als voorzitter de portefeuillehouder in
het college, die de genoemde doorstroming kan garanderen..
Het lid KRIJNEN kiest duidelijk voor het behouden van de bevoegdhe
den door de raad. Hij gaat dan ook akkoord met een commissie ex artikel
62 gemeentewet, zoals door de secretaris is toegelicht.
Het lid MAKKINK bestrijdt de stelling dat een artikel 61 commissie de
taken van de raad uitholt. Hiervan is niets gebleken zodat deze verwachting
met betrekking tot de welzijnscommissie ongegrond is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
32. Behandeling van de Nota Sportbeleid
1982 van de Sportraad Zevenbergen en
van het voorstel van burgemeester en
wethouders dienaangaande.
Het lid VAN OVERVELD is met het college van mening dat op dit moment
een eigen budget voor de sportraad niet haalbaar is. De behoefte hieraan
acht hij wel reëel. Wellicht dat in de beheerstaak van de Sportraad wel
met een eigen budget gewerkt kan worden.
Terzake het punt "de plaats van de sport binnen het welzijnsbeleid"is hij
van mening dat eerst de landelijke standpuntbepaling wordt afgewacht. Wel
kan op voorhand reeds hieromtrent een discussie worden aangegaan.
Met betrekking tot de verlegging van het hoofdveld van v.v. Seolto verzoekt
hij met de vereniging contact op te nemen om te overleggen over een even
tuele goedkopere oplossing.
Hij vraagt wanneer de kwestie tarifering kan worden afgerond.
Het lid SCHIPPER wijst op de deplorabele accommodatie waarover D.H.V.
beschikt. Deze staat in geen enkele verhouding tot de huur welke daarvoor
moet worden betaald.