-172- Het verschaffen van veiligheid aan de inwoners staat zijns inziens geen uit breiding van de aanwezige installaties toe. Voor nog niet verkochte of nog niet in gebruik genomen grond mag derhalve geen dispensatie verleend worden. Het meest geëigende middel om het gewijzigde beleid naar voren te brengen is een voorbereidingsbesluit. Het lid HUIJSSOON is van mening dat het in hoofdzaak gaat om reeds aan Caidic verkochte grond aan de Schansdijk. Bij nog niet verkochte grond kunnen bij een eventueel verkoopbesluit voor waarden worden opgenomen met betrekking tot de hindercategorie. Bij een voorbereidingsbesluit bestaat het gevaar dat Caidic planschade kan claimen. Daarentegen kan, wanneer b.v. binnen een jaar een nieuw bestem mingsplan ter tafel ligt, voldoende vóórbescherming worden geboden. Hij acht het onjuist om een bedrijf te belemmeren in haar activiteiten op reeds verkochte grond. Dit mede omdat niet is aangetoond dat onoirbare milieuvervuilende productie wordt bedreven. Hij verwacht wel toezeggingen omtrent een op korte termijn te vervaardi gen nieuw bestemmingsplan. Los daarvan dringt hij wel aan op stringente opdrachten aan T.M.D. en Hoogheemraadschap teneinde regelmatig contróle uit te oefenen op het pro ductieproces. Resumerend stelt hij afwijzend te staan tegenover het nemen van een voor bereidingsbesluit. Het lid-KRIJNEN wijst er op dat alle partijen volgens eerder gedane uitspraken veel waarde hechten aan milieubeheersing bij woonkernen. De uitspraak is gedaan dat het management zich weinig zorgen maakt om het chemisch afval. De gevraagde gevarenanalyse van Caidic en de gedragingen van aldaar verwerkte stoffen zijn niet bekend. De kwestie "Uniser" houdt eveneens de gemoederen bezig. Wanneer daarbij de historisch gegroeide situatie bij Caidic wordt betrokken past het niet in het beleid om uitbreiding van chemische industrie toe te staan zo dicht bij een woonkern. Er dient dan ook uitgegaan te worden van hindercategorie III voor het gebigd aan de Schansdijk. Het lid SCHIPPER zegt dat/xn feite gaat om het al dan niet nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied Schansdijk. Hij stelt voor om binnen een jaar een bestemmingsplan voor te leggen en nu geen voorberei dingsbesluit te nemen. De bestaande indeling bij Caidic wenst hij te handhaven, gelet op eerder terzake genomen besluiten. Naar zijn mening bieden een geldige hinderwet vergunning en de geldende bepalingen van de milieuwetgeving voldoende waarborgen. Contróle is daarbij uiteraard noodzakelijk. Voor de verdere invulling van het industrieterrein gaat zijn voorkeur uit naar hindercategorie III. Het lid DIJKERS merkt op dat het niet enkel om Caidic gaat, doch dat aan de Schansdijk nog meer bedrijven zijn gevestigd, die een hogere hinder categorie bezitten. Ook die zouden dan dispensatie moeten krijgen van de eventueel op te leggen hindercategorie III. Hij merkt op dat destijds grond aan Caidic is verkocht voor uitbreiding van het bedrijf, waarmee de verwachting is gewekt dat uitbreiding ook daadwerkelijk mogelijk zou zijn. Het gaat zijns inziens niet aan om daar nu op terug te komen. Zeker niet omdat op dit moment op geen enkele wijze is aangetoond dat Caidic een gevaar inhoudt voor de volksgezondheid of het milieu. Het lid MAKKINK wijst er bij interruptie op dat het college 4 jaar geleden de hinderwetvergunning voor Caidic heeft afgewezen en dat de -173- aangevraagde revisievergunning nog steeds niet openbaar is. Het lid DIJKERS is met andere sprekers van mening dat er zo snel moge lijk een nieuw bestemmingsplan moet komen waarbij alsdan hindercategorie III wordt opgenomen, met dien verstande dat ontheffing wordt verleend voor bestaande bedrijven en mogelijke uitbreidingen van Caidic. Een voorbereidingsbesluit acht hij niet nodig. De VOORZITTER concludeert dat de raad in zijn algemeenheid geen be hoefte heeft aan een voorbereidingsbesluit. Hij deelt mede dat de eerste aanzet tot een nieuw bestemmingsplan reeds is gegeven en dat gehoopt wordt dit binnen een jaar te kunnen afronden. Daarbij moet uitgegaan worden van het feit dat Caidic grond heeft aange kocht in hindercategorie V. De op te nemen hindercategorie met mogelijke ontheffingverlening zal nog punt van studie zijn. Hij is met de leden Huijssoon en Dijkers van mening dat tot nu toe nog geen verontreiniging is aangetoond. Het lid KRIJNEN wijst er op dat men te laat is wanneer dit officieel wordt aangetoond. Als voorbeeld noemt hij de problemen met Uniser. Hij is overigens van mening dat het mogelijk moet zijn, in tegenstelling tot eerder genomen besluiten, het beleid ten aanaien van het milieu om te buigen. Spreker zegt dat er een volledige rapportage moet zijn van wat bij Caidic wordt geproduceerd en wat de consequenties daarvan zijn. Dit conform een eerder daartoe gedaan verzoek van de P.v.d.A.-fractie. De VOORZITTER antwoordt dat een zodanige rapportage aan de orde komt bij de hinderwetvergunning. Het gehele proces zal worden doorgelicht door de T.M.D. Het lid VAN DE WETERING merkt op dat indertijd grond is verkocht aan Wigleven en niet aan Caidic. De raad heeft dus persé niet gekozen voor Caidic. De kans bestaat dat Caidic gaat uitbreiden terwijl de raad duide lijk heeft uitgesproken te kiezen voor hindercategorie III. Er zal derhalve expliciet moeten worden uitgesproken of bezwaar bestaat tegen verdere uitbreiding van de chemische industrie. Wanneer dat bezwaar bestaat en gewacht wordt op het bestemmingsplan ontstaat er een gat van één jaar, terwijl bij het nemen van een voorbereidingsbesluit de niet ge wenste uitbreiding kan worden tegengegaan. Hij realiseert zich dat Caidic alsdan planschade kan claimen. Daartegenover staat dat de veiligheid van de inwoners gewaarborgd moet worden. Terzake de opmerking dat geen verontreiniging is aangetoond wijst hij erop dat vorig jaar ter plaatse de giftige stoffen benzeen, tolueen en xyleen in de riolering zijn aangetroffen. Dit bewijst zijn inziens dat er wel degelijk door Caidic giftige stoffen zijn geloosd. Met betrekking tot de eerder genoemde gevarenanalyse verwacht hij dat deze niet vervaardigd kan worden omdat de intensiteit en hoeveelheid gevaarlijke en explosieve stoffen niet zijn in te schatten. Hij pleit voor het alsnog nemen van een voorbereidingsbesluit, aangezien hij met de heer Krijnen van mening is dat te licht wordt geoordeeld over de gevaren van de aanwezige chemische industrie. Tenslotte wijst hij erop dat Caidic niet beschikt over een geldige hinderwetvergunning doch wel ge woon doorgaat met haar activiteiten en uitbreidingen. Hij heeft derhalve gemeend een motie op te moeten stellen die hij bij deze indient.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1981 | | pagina 92