-168- uit dat ook hij bezorgd is over de financiële toestand van het schap. Hij acht het niet juist de ingediende motie inzake Uniser te steunen aangezien in deze een justitieel onderzoek gaande is, wat afgewacht dient te worden. Vanuit het industrieschap kan deze zaak nauwlettend gevolgd worden. Het lid SCHIPPER deelt mede dat de in de motie genoemde overwegingen zijn instemming hebben. Hij acht het echter niet- juist om expliciet instan ties te noemen die Uniser over zouden kunnen nemen. Men zou dit moeten beperken tot de omschrijving "overheidsinstantie", waarmee niet is gezegd dat er geen particuliere bedrijven zijn die op dit terrein goed functioneren. Het lid DIJKERS onderschrijft de strekking van de motie. Een besluit zoals is omschreven gaat hem echter te ver. Het lid HÜIJSSOON deelt de eerder uitgesproken bezorgdheid. Hij dringt aan op optimalisering van het acquisitiebeleid bij het industrieschap. Terzake de ingediende motie stemt hij in met de strekking, waarbij hij eveneens van mening is dat geen met name aangeduide instanties genoemd moeten worden welke de activiteiten van Uniser zouden moeten overnemen. Het lid KRIJNEN is van mening dat de overheid nog te weinig greep heeft op de chemische afvalverwerking. Hij verzoekt de motie zodanig te wijzigen dat een en ander ter kennis wordt gebracht van het ministerie. Een overname van het bedrijf door een van de instanties zoals in het be sluit genoemd, acht hij niet zinvol. Het lid -VAN DE WETERING deelt mede dat voorkomen moet worden dat het bedrijf Uniser wordt ontmanteld. Dit mede uit een oogpunt van werkgelegen heid. Hij Van zich vinden in de opmerkingen dat geen expliciete benamingen moe ten worden gebezigd in de besluitvorming van de motie. Hij zou de motie in dier voege willen wijzigen dat gelezen wordt: "besluit,het college van burgemeester en wethouders opdracht te geven initiatieven te ondernemen die kunnen leiden tot overname van Uniser Moerdijk door een overheidsinstantie". De VOORZITTER deelt mede dat het college akkoord gaat met de motie zoals deze door de heer van de Wetering is gewijzigd. Het lid HÜIJSSOON vraagt of hierdoor nog voldoende ruimte blijft voor overname door een particulier bedrijf. Het lid VAN DE WETERING is van mening dat overname door een parti culier bedrijf zeer wel mogelijk blijft. Het is echter zaak dat nu op kor te termijn een duidelijke uitspraak wordt gedaan. Het lid DIJKERS is van mening dat de motie suggereert dat enkel over name door een overheidsinstantie een oplossing kan bieden. Dit doet af breuk aan het particulier bedrijfsleven. Hij kan dan ook niet akkoord gaan met de motie. De VOORZITTER merkt op dat ook de voorkeur van de minister uitgaat naar een actieve rol van de overheid op dit punt. Het lid DIJKERS verlangt stemming over de motie. Vervolgens brengt de VOORZITTER de motie in stemming. Vóór stemmen de leden: Makkink, Wijne, van Overveld, Krijnen, Kamp, Trompers, Schipper, Krijnen-Boot, Huijssoon, Woltman en van de Wetering. Tegen stemmen de leden: Dijkers en Schrauwen-Schouwenaarszodat de motie is aangenomen. Overigens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders. -1 69- 8. Behandeling van de nota "De bakens verzet" van het Stadsgewest Breda. Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT is van mening dat met de onderhavige nota een serieus begin wordt gemaakt met een herbezinning op de taken van het Stadsgewest. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling is dit ook zonder meer noodzakelijk. Zij kan zich in grote lijnen scharen achter de ontwerp- reactie op de nota. Eveneens geldt dit ten aanzien van de bemerkingen inzake de B.O.C. Ondanks minder positieve opmerkingen hierover pleit zij voor handhaving van dit over legplatform onder de aantekening dat hieraan meer inhoud gegeven moet wor den. Met de Zekluza gemeenten heeft ook zij haar twijfel omtrent de stads gewestelijke brandpreventie. Deze taak kan door de gemeentelijke brandweer worden verzorgd. Binnen de gezondheidsdienst dient haars inziens een kosten-baten afweging plaats te vinden. Zij vraagt hoe de stand van zaken is met betrekking tot de stadsgewestelijke pooling van woningcontingenten. Zij hoopt dat deze bezinningsnota zal leiden tot meer vertrouwen en een be tere samenwerking Het lid KRIJNEN gaat akkoord met de ontwerp reactie van het college. Hij is overigens van mening dat de gezondheidszorg niet betrokken moet worden bij de milieutechnische advisering. Het samengaan van diensten met eigen specifieke taken leidt altijd tot minder slagvaardigheid en minder efficiency. Het lid SCHIPPER wijst er op dat destijds is gekozen voor een "lichte regeling". Daarvan is nu echter, gelet op de diverse taken die door het stadsgewest zijn overgenomen, geen sprake meer. Hij onderschrijft de opmerking van mevr.Krijnen inzake de stadsgewestelijke brandweer. De gezondheidsdienst, afvalverwerking en schoolbegeleiding acht hij taken van het stadsgewest, alhoewel hij van mening is dat bij de schoolbegeleiding de belangen van het onderwijs niet altijd voorop staan. Men is op dit ter rein nog teveel bestuurlijk bezig. De milieutechnische- en ruimtelijke ordeningszaken acht hij niet te behoren tot het stadsgewest, aangezien de verantwoordelijkheden hier duidelijk bij de gemeentebesturen liggen. Het inschakelen van een extra bestuurslaag is dan ook niet zinvol. Veel meer voelt hij terzake voor een struktuur analoog aan de T.M.D. Evenzo behoren in zijn visie woonwagenaangelegenheden niet tot de stads gewestelijke taak. Ten aanzien van openlucht recreatie dient het stadsge west zich enkel bezig te houden met recreatieprojecten van bovengemeente- lijke aard. Tenslotte is hij van mening dat het vetorecht geschrapt dient te wor den. Beslissingen dienen bij meerderheid van stemmen genomen te worden. In zijn algemeenheid is hij van mening dat teveel rapporten worden gepro duceerd waarvan het economische nut wordt betwijfeld. Een kosten-baten analyse zou op dit punt interessant zijn. Het lid DIJKERS stemt in grote lijnen in met de reactie van burgemees ter en wethouders op deze nota. Hij is van mening dat het stadsgewest zeker bestaansrecht heeft op het gebied van de verzorgende taken. Naar zijn me ning moet men zich onthouden van een aantal ordenende taken. Het structuur plan acht hij hiervan een goed voorbeeld. Dit heeft namelijk tot niets ge leid. Mede uit financieel oogpunt is het noodzakelijk dat een goede taak afbakening wordt gemaakt tussen de onderscheiden bestuurslagen. Zeker alvorens nieuwe taken worden aangetrokken.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1981 | | pagina 90