-133- Met deze woorden, ontleend aan de toespraak van Max Havelaar tot de hoofden van Lebak, wil ik mijn afscheidstoespraak inluiden. Dames en Heren van de Raad, Toen mij -nu 10£ jaar terug- de opdracht werd verleend om in uw midden een taak te vervullen, in Zevenbergen en op Moerdijk, toen nog aan elkaar gekoppeld, was ik zeer verheugd. Niraner had ik uw gebied betreden, en over mensen en zaken heb ik alles, door inlichtingen van uw zijde, moeten ontvangen. En ik zag dat er veel goeds was in deze streek. Dames en Heren van de Raad, slechts een deel van de opdracht heb ik kunnen vol voeren Ik hoop dat dit deel tot zegen van de gemeente is geweest en pok in de toe komst zal blijken te zijn. Het is goed werken met u geweest, Zéér goed zelfs. Wij hebben in raad en commissies, misschien wel wat teveel commissies, samen hard gewerkt Ik ben 10J jaar met onverminderd genoegen naar onze vergaderingen gegaan. Zelfs een raadsconflict van landelijke allure, of -zo u wilt- van landelijk gerucht, heeft de goede onderlinge verstandhouding nimmer kunnen verstoren. Ik heb getracht een onafhankelijke opstelling te bewaren en boven scheidslijnen te blijven staan. Voor samenwerking en verstandhouding dank ik u zeer. Mijn dank gaat tevens uit naar de leden van het college en de secretaris. Wij hebben 10jaar goed samengewerkt. Inderdaad was ik de laatste, die tot dit college toetrad en ik ben de eerste, die uittreedt. In interviews voor enkele dag- en weekbladen heb ik op dit feit gewezen en ge steld dat dit tot nadenken stemt. U behoeft zich deze uitspraken niet persoonlijk aan te trekken en u zult dat wellicht ook niet doen. Het is altijd mijn opvatting geweest, dat bestuurders, waaronder ook Kamer leden, na een periode van b.v. 12 jaar, hun zetel moeten ruimevoor anderen. Nu mag de kreet "nieuw beleid" het bij de laatste verkiezingen bepaald niet zo goed gedaan hebben, regelmatig is toch een nieuwe aanpak, een nieuwe visie op het bestaande beleid noodzakelijk. Een persoonlijke zienswijze, welke ik bij mijn afscheid eerder aan de raad dan aan u zou willen voorleggen. U, mijn medebestuurders, bedankt. Ik hoop dat u mijn leiding aan de wekelijkse B. en W.-vergaderingen niet als knellend of onaangenaam hebt ervaren. Ik betuig dank aan mijn vrouw. Na Roermond, Indonesië, een lange periode Oost-Brabant, nu een periode West- Brabant. Naast een jaarlijkse Spaanse vakantie van enkele weken, is het hier uitsluitend werken geweest, als burgemeester, of voor het Stadsgewest, voor het Moerdijkschap, voor de Waterleidingmaatschappij, het Archivariaat Nassau- Brabant en voor nog andere functies. Al dit werken is mij mogelijk gemaakt, terwijl tevens onze woning gastvrij openstond, voor wie Ons wilden bereiken. Ik ben mijn vrouw daar zeer erkentelijk voor. Ik dank ook het Provinciaal Bestuur en al zijn medewerkers. Mijn gehele -134- periode heb ik ervaren, dat het goed samenwerken was met de provincie. Ik stel er prijs op, in overeenstemming met mijn ervaringen, te verklaren steeds met genoegen en met vertrouwen naar het provinciehuis te zijn getogen, om de elangen van de gemeente te bepleiten. Ik ben in dit vertrouwen nimmer be schaamd: begrip en samenwerking kenmerkten het overleg. Ik dank alle leden van Gedeputeerde Staten, alle medewerkers van het Provin ciaal Bestuur voor deze samenwerking. Dank vervolgens aan Commandant en manschappen van de Rijkspolitie. Wij waren samen werkzaam op een terrein, hetwelk niet het gemakkelijkste is in deze tijd, het terrein van handhaving van orde en gezag. Heel ons volk heeft recht op die handhaving, maar steeds/zien wij deze zeker heid van vroeger door de vingers glippen. De hogere overheid, ook onze achtereenvolgende Ministers van Justitie, laten de schending van de wet zover komen, dat zij later kunnen en moeten stellen, dat de wet aangepast moet worden aan de gewijzigde, ontgroeide maatschappe lijke opvattingen. Dan wordt het als locale politiemensen, waarvan ik er ook een was wel ere in gewikkeld Adjudant, het was niet altijd rustig in Zevenbergen. 10 Jaar terug heb^ik inderdaad gezegd: gebruik de gummiknuppel, vóór je broek gescheurd is en voor je in de maag bent geschopt. Dat mocht ik niet zeggen van de Officier van Justitie, maar het werd wél rustig Wij hebben samen getracht Zevenbergen leefbaar te houden, zowel voor de een als voor de ander. In deze tijd van ontwikkeling -of is het ontaarding?- waarin steeds weer bepaal de groepen de verantwoordelijkheid opeisen voor bepaalde ernstige misdrij ven in deze tijd van verwarring der geesten, hebben wij getracht het samen e laren. Adjudant, het is de laatste tijd wéér onrustig. Wat op Pinksteren heeft plaatsgevonden, eist een duidelijk, doortastend optreden. De ordelievende burger heeft daar recht op. Wellicht is de gummiknuppel toch weer noodzakelijk. Een opmerking nog, en dit is eigenlijk een P.T.T.-aangelegenheid, nu wij zoveel toelaten en tolereren van minderheidsgroepen, geef dan ook de illega liteit van de meerderheid enige ruimte. Geef dan ook, samen met de P.T.T. Radio de Zeehond en andere omroepen de ruimte, welke zij nodig hebben, indien zij op correcte wijze zieken en bejaarden, gezonden en invaliden, uren van plezier willen bereiden. Er komt altijd wel weer een Minister, die de wet zal aan passen aan deze illegale praktijken. Dank aan de Pers, Ik heb julli nogal wat copy geleverd. Over en weer zijn we er bij tijd en wijle ongenadig afgekomen. De vriendschap bleef en dat was ook veel waard, dat was alles waard. Veel dank daarvoor Dames en Heren, Wanneer ik dan nu kom aan mijn dank aan alle medewerkers in het ambtelijk corps, dan ben ik beland in een heel apart hoofdstuk. Ik had -10 jaar terug- voor ogen de gemeente Zevenbergen tot een geheel nieuw leven te brengen en het gezicht van Zevenbergen naar buiten, West-Brabant in, te verbeteren. De ambtenaren hebben mij hierbij fantastisch geholpen. De ruime delegatie in hun richting hebben zij met graagte en met groot ver antwoordelijkheidsgevoel aanvaard Zij hebben voor mij veel tijd vrijgemaakt, voor activiteiten naar buiten, wetend dat deze werkwijze in het belang van de gemeente was en wetend dat

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1981 | | pagina 72