-125-
Spreker acht het eveneens logisch dat een plaatsvervangend wethouder uit de
C.D.A.-fractie afkomstig is.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT onderschrijft het in eerste instantie door de
voorzitter gestelde. Zij is het niet eens met de opmerkingen dat een plaats
vervanger zonder meer uit de C.D.A.-fractie afkomstig moet zijn.
Het is een zaak van de totale raad. Haar fractie wil de verantwoordelijkheid
uiteraard niet ontlopen.
Door de C.D.A.-fractie wordt mevr. Krijnen-Boot kandidaat gesteld.
Het lid SCHIPPER deelt mede dat de standpunten duidelijk kenbaar zijn
gemaakt in het seniorenconvent.
Ook hij acht het C.D.A. de eerst aangewezen partij voor de plaatsvervangend
wethouder.
Spreker is tenslotte van mening dat een 5e wethouder nu persé niet noodzakelijk
is. Dit kan bij een volgende zittingsperiode opnieuw bezien worden.
Het lid MAKKINK vraagt of hiervoor een motivering gegeven kan worden.
Het lid SCHIPPER antwoordt dat de raad op basis van een beleidsakkoord
en prioriteitenlijst werkzaam is. Allereerst dient afgewacht te worden welke g
bestuurlijke kwaliteiten de nieuwe burgemeester heeft.
Wethouder KAMP merkt op dat hij met collega Trompers van mening is dat,
wanneer het college uit 2 personen bestaat, een situatie kan ontstaan dat
het noodzakelijk is dat een plaatsvervanger aanwezig is.
Belangrijke beleidsbeslissingen zullen zoveel mogelijk worden opgeschoven
totdat de nieuwe burgemeester in functie is.
Het lid MAKKINK vraagt mevr.Krijnen-Boot of zij in verband met een even
tueel plaatsvervangend wethouderschap, gedurende de afwezigheid van wethou
der Trompers in Zevenbergen aanwezig is en niet met vakantie-elders verblijft.
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT vindt geen correcte vraag. Men moet ervan
uitgaan dat degene die kandidaat is gesteld, alle consequenties heeft over
zien en heeft aanvaard.
Het lid MAKKINK vraagt terwille van de discussie een duidelijk antwoord
op zijn vraag.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT zegt dat door haar zonder meer wordt rekening
gehouden met de eisen welke in deze gelden ten aanzien van bereikbaarheid
en bijwonen van vergaderingen.
Verder wil zij op een dergelijke vraagstelling niet ingaan.
Het lid MAKKINK wijst op het belang van de beschikbaarheid van de plaats
vervangend wethouder. Hij concludeert dat de beantwoording erg vaag is.
Hij stelt tenslotte dat zijn fractie niet akkoord gaat met het nu voorliggen
de voorstel.
Het lid DIJKERS acht het tevens mogelijk dat een plaatsvervangend wet
houder komt uit een fractie die de verkiezing van de huidige wethouders
heeft mogelijk gemaakt. Hij denkt hierbij met name aan de Hoekse fractie.
In zoverre hoeft dit niet persé een C.D.A.-er te zijn.
Het lid SCHIPPER is blij dat de C.D.A.-fractie een kandidaat heeft ge
steld.
Hij gaat ervan uit dat in de periode dat een plaatsvervangend wethouder moet
functioneren geen beleidsbeslissingen aan de orde zijn, doch dat enkel de
noodzakelijke werkzaamheden uitgevoerd worden.
Vanuit zijn fractie zal een dergelijke wethouder met een bepaalde souplesse
tegemoet getreden worden.
Terzake de benoeming van een eventuele 3e wethouder is het lid KRIJNEN
van mening dat hiervoor te zijner tijd de uitslag van de verkiezingen mede
bepalend is.
De voorzitter concludeert dat het lid mevr. Krijnen-Boot als enige
kandidaat is gesteld.
-126-
Vervolgens wordt overgegaan tot schriftelijke stemming.
Hij verzoekt de leden Kokke en Krijnen te fungeren als stemopnemers.
Uitgebracht worden 15 stemmen waarvan 11 stemmen op mevr. Krijnen-Boot en
4 stemmen blanco, zodat het lid
mevr.Krijnen-Boot is benoemd.
Het lid mevr.KRIJNEN—BOOT verklaart das,gevraagd haar aanwijzing als
plaatsvervangend wethouder aan te nemen.
18. Voorstel tot wijziging van de begroting
1981 in verband met ontvangst en doorbe
taling van een rijkslening aan de Stich
ting Woningbouw Zevenbergen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
19. Voorstel tot het voteren van een krediet
ten behoeve van de realisering van het
bedrijventerrein "Zwanengat"
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
20. Voorstel tot het voteren van een krediet
ten behoeve van de voorbereiding van de
regionale vuilstortplaats.
Het lid VAN DE WETERING herinnert aan de door de P.v.d.A. opgestelde
notitie omtrent afvalverwerking welke door de commissie gemeentebedrijven
werd onderschreven. Alhoewel dat niet als een officieel raadsbesluit kar
worden gezien bestaat er toch een meerderheid in de raad welke een alterna
tieve wijze van afvalverwerking wenst.
Het verdient aanbeveling om de Heidemijte informeren omtrent de wensen van
het gemeentebestuur met betrekking tot de invulling van het terrein.
Tenslotte merkt hij op dat alhoewel reeds sedert 1978 op dit punt een
principebeslissing is genomen, nog steeds geen duidelijkheid is over de
beheersvorm. Op zo kort mogelijke termijn dient derhalve een besluit genomen
te worden inzake de beheersvorm, waardoor de financiële kant van de zaak
tevens georganiseerd kan worden. Terzake de financiële consequenties heeft
het lid DIJKERS bezwaar tegen de voorwaarde van het Stadsgewest dat de in
vestering wordt terugontvangen wanneer deze niet in de stort-tarieven kunnen
worden doorberekend. Wanneer het krediet namelijk in de tarieven wordt
verdisconteerd en dus over langere termijn wordt uitgesmeerd, dient rekening
gehouden te worden met renteverliezen. Tevens dient bij het Stadsgewest de
problematiek van de infrastructuur rond de stortplaats onder de aandacht te
worden gebracht.
Tenslotte zet hij erg veel vraagtekens bij de vanzelfsprekendheid waarmee
de Heidemij. is aangezocht om 'het project te realiseren.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT vraagt bij de realisering tevens zorg te be
steden aan de omgeving van de stortplaats. Dit om het geheel visueel aantrek
kelijk te maken.
Zij heeft enigszins moeite met het feit dat voor de realisering van de stort
plaats alleen de Heidemij. wordt ingeschakeld.
In het vervolg dienen meerdere offertes uitgebracht te worden.