-61- Wethouder TROMPERS antwoordt dat met betrekking tot de containerproef zeker een evaluatie zal plaats vinden. Hij deelt mede, dat een bestemmings plan voor de regionale stortplaats eerst over 2 k 3 jaar aan de orde kan zijn. Spreker deelt de mening dat voorkeur gegeven moet worden aan ge scheiden inzameling van huisvuil. Men moet hierbij de kostenfaktor echter niet uit het oog verliezen. Hij ziet hierin niet direct een taak voor de gemeente. De ontwikkeling van de alternatieve vuilverwerking wordt op de voet gevolgd, zodat, indien noodzakelijk, hier onmiddellijk op ingegaan kan worden. Het lid VAN DE WETERING heeft uit de stukken begrepen dat een studie over alternatieve afvalverwerking over 10 k 12 jaar afgerond zou zijn. Deze termijn acht hij te lang. In de bestuurscommissie moet aangedrongen worden op versnelling van deze studie. Spreker vraagt bij de toegezegde evaluatie de mogelijkheid van gescheiden inzameling mee te nemen. Tenslotte vraagt hij op welke termijn alle gezinnen aangesloten kunnen zijn op het huisvuilsysteem. Het lid MAKKINK vraagt of mededelingen gedaan kunnen worden over de kwestie Langeweg. De VOORZITTER antwoordt dat deze week het gesprek met Gedeputeerde Staten plaatsvindt. Hierin zullen zeker de planologische knelpunten aan de orde komen. De gemeente Terheijden heeft de motie van de raad van Zevenbergen onder schreven, zodat eensgezind aan dat gesprek kan worden begonnen. Wethouder TROMPERS acht het onwaarschijnlijk dat 1 op de 15 gezinnen niet is aangesloten op het huisvuilsysteem. Mocht dit cijfer juist zijn dan zal hij dit onmiddellijk onderzoeken. Hij merkt overigens op dat er in het buitengebied zeker mensen zijn die geen gebruik wensen te maken van de ophaaldienst en die het huisvuil zelf verwerken. Het lid VAN DE WETERING stelt dat de afvalstoffenwet het ophalen van afval verplicht stelt, terwijl Gedeputeerde Staten hiervan eventueel ont heffing kunnen verlenen. Wethouder TROMPERS zegt dat een en ander onderzocht zal worden. De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde het verzoek van de P.v.d.A.- fractie om toestemming tot het houden van een interpellatie met betrekking tot de exploitatie en aankoop van gronden buiten de 1e fase van plan Lin- donk. Hij merkt op dat de raad allereerst verlof dient te geven voor deze inter pellatie. Het lid Mevr.KRIJNEN-BOOT zegt dat reeds meerdere malen over dit onder werp is gediscussieerd en dat hierbij de P.v.d.A.-fractie stelling heeft ge nomen tegen aankoop van grond in fase II van plan Lindonk. Aangezien bij meerderheid hieromtrent een besluit is genomen en nu geen nieuwe elementen worden ingebracht gaat zij niet akkoord, met de interpellatie. Het lid KRIJNEN zegt dat een interpellatie normaal gesproken voor de besluitvorming plaatsvindt om informatie te verkrijgen. Nu het besluit is genomen om de grondaankoop van de 2e fase van Lindonk te koppelen aan de 1e fase,kan worden geconcludeerd dat de meerderheid van de raad de consequenties van dit besluit wenst te dragen, ook al zijn deze consequenties wellicht onvoldoende zichtbaar. -62- Er zijn naar zijn mening een groot aantal factoren die de consequenties positief of negatief kunnen beïnvloeden. De basis van het onderhavige interpellatieverzoek is zijns inziens gelegen in het tekort aan incasseringsvermogen bij de P.v.d.A.-fractie. Hij acht dan ook geen argumenten aanwezig om de aanvraag te honoreren. Het lid SCHIPPER gaat wel akkoord met de gevraagde interpellatie, welke aan het einde van de vergadering kan plaatsvinden. Het lid DIJKERS heeft geen behoefte aan een interpellatie. Het lid VAN DE WETERING zegt erg geschrokken te zijn van de reacties. Hij merkt op dat het niet de bedoeling is het reeds genomen raadsbesluit/xn^erom discussie te brengen. Van belang is dat de grond in fase II is gelegen buiten het bestemmingsplan. Hij verwijst in dit verband naar de aankoop van grond in Hazeldonk, waarvoor eveneens geen bestemmingsplan was. Deze grond kost de gemeente handen vol geld. De interpellatie heeft tot doel informatie te verkrijgen over de gevolgen van het huidige bestemmingsplan en te bezien hoe met de grond de komende 10 jaar wordt omgegaan. Getracht moet worden de lasten voor de gemeente tot een minimum te reduce ren. Hij acht het een ernstige zaak indien de raad weigert hierover te discussiëren. De VOORZITTER is van mening dat,indien er nieuwe elementen in de vorm van berekeningen e.d. komen, het college alsdan de raad dient te benaderen. Op dit moment is dat echter niet het geval, aldus spreker. Het lid VAN DE WETERING merkt bij interruptie op dat het college der halve een interpellatie zinvol acht indien de exploitatie—cijfers van Lindonk bekend zijn. De VOORZITTER benadrukt nogmaals dat op dit moment geen nieuwe elemen ten aanwezig zijn. Het lid SCHIPPER betreurt het dat de interpellatie niet wordt toege staan. Zijns inziens is niet stil gestaan bij de visie van de P.P.D. omtrent de 2e fase van plan Lindonk, dat aldaar de komende 10 jaar niet op woning bouw behoeft te worden gerekend. Uitgaande van de nu betaalde grondprijzen en de jaarlijkse rentebijschrij ving worden de gronden straks onbetaalbaar, aldus spreker. Hij is blij met de toezegging dat op het geëigende moment hierop teruggekomen wordt. Hij denkt hierbij aan een termijn van enkele maanden. De VOORZITTER deelt mede dat indien na gemaakte berekeningen en gedane studies blijkt dat nieuwe c.q. andere elementen naar voren komen als die, welke golden bij de besluitvorming, bij de raad wordt teruggekomen. Het lid MAKKINK acht de afwachtende houding van de P.P.C. ten opzichte van de 2e fase van plan Lindonk zeer zeker een nieuw element in het geheel. Hij verzoekt dit na te gaan en bij, bevestiging van zijn opmerking dit aan te merken als een nieuw element. Hierover ware in de komende raadsvergade ring mededelingen te doen. De VOORZITTER antwoordt dat, zodra duidelijk inzicht is in een stand punt van de provincie dat tot een herziening van het beleid zou moeten leiden,-het onderhavige punt zo spoedig mogelijk in discussie gebracht zal worden. Het lid DIJKERS is van mening dat uit de opmerking van het lid Makkink geen nieuw element naar voren komt. De VOORZITTER zegt dat het college zich op deze punten zal beraden en dit met de daartoe geëigende provinciale instanties zal bespreken. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten conform het voor stel van burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1981 | | pagina 32