-240-
Het tijdig voorleggen van een ontwerpbestemmingsplan, eventueel in een ver
trouwelijke vergadering, kan hiertoe bijdragen.
Spreker wijst, er overigens op dat het delegatiebesluit in het verleden grote
waarde heeft gehad. Het tijdstip waarover men de beschikking moet hebben over
de aangekochte gronden hangt af van het beschikbaar te stellen woningcontin
gent, mede in relatie tot de ontwikkeling van het industrieterrein Moerdijk.
Een juiste tijdsduur is hiervoor niet te geven. Hij herhaalt de toezegging
dat in het vervolg de raad in een zo vroeg mogelijk stadium zal worden geïn
formeerd over een ontwerp-bestemmingsplan en de grondaankopen die daarmee
samenhangen.
Terzake in de commissie gestelde vragen deelt 'hij nog mede, dat, wanneer
een keuze gemaakt wordt tussen verpachten, verkopen of zelf bebouwen van
in eigendom zijnde grond, alsdan al deze facetten met de financiële conse
quenties en mogelijkheden bekeken zullen worden. Hiertoe zal de raad een
voorstel worden gedaan.
Ter toelichting stelt hij hierop dat de gemeente totaal 27 ha. in eigendom
heeft waarvan +21 ha. nodig is. Afgezien van 'de regionale vuilstortplaats
waarvoor de procedure nog zeker 2 jaar loopt. Wel zal getracht worden met
het Stadsgewest tot afspraken te komen terzake de benodigde grondtransacties.
In antwoord op daartoe gestelde vragen deelt hij mede dat de definitieve toe
deling van gronden in de ruilverkaveling wellicht in het najaar van 1982 kan
plaatsvinden. Eventuele verkoop van in eigendom zijnde grond dient hierop
te wachten aangezien dit aspect duidelijk een negatieve invloed heeft op
de prijs. Over de gronden buiten de ruilverkaveling gelegen zal de raad
eerder een voorstel bereiken.
Naar aanleiding van vragen inzake uitgifte van grond in het centrumplan in
erfpacht antwoordt hij dat dit bezien zal worden als dit te zijner tijd
aan de orde is. Als reactie op de stelling van de heer van de Wetering in
de commissie dat het voordeliger is gronden in plan Lindonk die eerst
na 6 jaar nodig zijn, te verkopen, merkt hij op dat zulks niet opgaat omdat
de woningbouw niet vaststaat en tevens het rentepercentage een onzekere
factor is. Afgezien van het feit dat nog gronden nodig zijn als ruilgrond.
In antwoord op de opmerking dat aan een pachter die vervangende grond krijgt
aangeboden geen voortgezet gebruik van de in eigendom komende grond moet
worden toegestaan, deelt hij mede dat een en ander mede is gebaseerd op de
inkomensschadevergoeding welke in dat geval niet behoeft te worden uitge
keerd.
De VOORZITTER vult nog aan dat het lid van de Wetering bij de genoemde
woningbouwprogrammering is uitgegaan van het richtgetal van 110 woningen
per jaar. Het moet echter niet uitgesloten worden geacht dat dit aantal
hoger kan zijn, gelet op de opgelopen achterstand.
Dit is van belang voor de opvulling van plan Lindonk en plan centrum.
Het college deelt de mening dat de grond welke niet nodig is voor woning
bouw, verkocht moet worden. De termijn voor invulling van Lindonk is moei
lijk expliciet te stellen.
Ten aanzien van het centrumplan deelt hij de opvatting dat de financiële
lasten extreem hoog zijn. Met de rijksoverheid is hierover contact geweest.
Ook daar worden de problemen onderkend. Zonder subsidies van het rijk is
het centrumplan zijns inziens niet van de grond te krijgen. Alles zal in
het werk gesteld moeten worden om hier een oplossing voor te vinden.
Bij de aanbieding van het centrumplan zal hier zeker op terug worden
gekomen.
Aan de hand van de exploitatie-opzet kan alsdan een concrete discussie
plaatsvinden.
-241-
Terzake de erfpacht in het centrum is hij van mening dat voor het centrum
plan geen belegger gevonden kan worden wanneer wordt uitgegaan van uitgifte
van grond in erfpacht.
Het lid VAN OVERVELD merkt op dat vorige vergadering was toegezegd dat
bezien zou worden of de schade welke geleden is door plan Hazeldonk, ver
haald kon worden op de provincie. Hij vraagt hiertoe met Gedeputeerde Staten
overleg te plegen.
Het lid SCHIPPER acht het van belang om grondaankopen af te stemmen
op (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplannen. Een financiële vertaling
is daarbij dan wel noodzakelijk.
Hij is daarom gelukkig met de toezegging in die richting.
Het vooraf aankopen van grond voor woningbouw moet uit financieel oogpunt
bestreden worden.
Tenslotte dringt hij erop aan om de grond die gelegen is in plan de Koekoek
zoveel mogelijk te verkopen omdat op dit moment hierop nog geen verlies
wordt geleden.
Het lid DIJKERS zegt niet voldoende antwoord te hebben gekregen om
zich voor de toekomst een beeld te kunnen vormen van de problematiek. Hij
betreurt het dat de wethouder hier geen inzicht in heeft kunnen verschaffen.
Volgens zijn berekening zal het verlies op het centrumplan, na realisering,
ongeveer 9 miljoen gulden gaan bedragen. Dit kan een bankroet voor de ge
meente betekenen. Nog afgezien van de andere verliezen op de verschillende
bestemmingsplannen door de stagnerende verkoop van grond voor vrije-sector
woningen.
Hij blijft overigens twijfels houden over de berekende opbrengst van grond
welke zelf wordt bebouwd.
Hij spreekt zijn bezorgdheid uit ten aanzien van de mogelijk te verkrijgen
subsidies op het centrumplan.
Het lid VAN DE WETERING wijst erop dat de grote lasten op de bestem
mingsplannen mede een gevolg zijn van de trage totstandkoming van de plannen.
Hij vindt het jammer dat de visie die nu pleit voor de verkoop van niet
benodigde grond niet naar voren is gebracht toen zijn fractie zich verzet
te tegen grondaankoop in de 2e fase van plan Lindonk. In dit verband merkt
hij op dat deze problematiek in een veel eerder stadium aan de orde gesteld
had kunnen worden indien de daartoe gevraagde interpellatie was toegestaan.
Het verheugt hem dat is toegezegd dat alvorens tot aankoop wordt overgegaan,
de raad een bestemmingsplan, grondverwervingsplan en budgetteringsopzet
krijgt voorgelegd. Wel vindt hij het jammer dat t.a.v. het centrumplan zo
gemakkelijk wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid van erfpacht. Dit mede
uit financieel oogpunt op langere termijn. Hij vraagt deze suggestie alsnog
serieus mee te nemen.
Hij blijft overigens van mening dat invulling van plan Lindonk aanzienlijk
meer tijd in beslag neemt dan nu wordt aangenomen.
Zeker wanneer prioriteit wordt gegeven aan het centrumplan en plan St.Jozef.
Spreker handhaaft zijn standpunt dat het financieel voordeliger is om gron
den die niet binnen ongeveer 7 jaren voor woningbouw nodig zijn, af te
stoten.
Hij benadrukt nogmaals dat het zelf bebouwen van grond aantrekkelijker is
dan verpachten.
Tenslotte wil hij afhankelijk van het antwoord van het college voorstellen
een prognose samen te stellen waaruit blijkt op welk moment gronden moeten
worden afgestoten.
Wethouder TROMPERS antwoordt dat het door de heer van Overveld ge
vraagde overleg met de provincie voor de volgende raadsvergadering zal