-203-
van de heer Woltman, aldus spreker.
De VOORZITTER merkt op dat in het vervolg de ingekomen stukken punts
gewijs zullen worden behandeld, zodat niet steeds op dezelfde onderwerpen
wordt teruggekomen.
Hij deelt vervolgens mede dat naar aanleiding van het vorige week plaats
gehad hebbend vliegtuigongeluk in de nabijheid van Zevenbergen, bij velen
onduidelijkheid heeft bestaan over de rol van het gemeentebestuur in deze.
Aangezien het ongeluk gebeurde op grondgebied van de gemeente Klundert,
heeft Zevenbergen uit bestuurlijk oogpunt hier geen bemoeienis mee gehad.
Wel is de groep Zevenbergen van de rijkspolitie hierbij betrokken geweest
omdat Klundert politioneel bij de groep Zevenbergen behoort.
Persoonlijk heeft hij constant in nauw kontakt met de politie-autoriteiten
gestaan, om indien nodig adequaat te kunnen optreden.
Deze gebeurtenis heeft wel geleerd dat het rampenplan operationeel ge
houden moet worden.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten conform het
voorstel van burgemeester en wethouders
6. Behandeling van het bezwaarschrift van
L.H.Oosterkamp en 21 anderen, ingediend
op grond van de wet administratieve
rechtspraak overheidsbeschikkingen
tegen het raadsbesluit dd.14 juli 1981
tot het beschikbaar stellen van gelden
voor de aanleg van een draaicirkel in
Twintighoven
Het lid WOLTMAN begrijpt uit het voorstel dat een van de redenen om
het bezwaarschrift af te wijzen, gelegen is in het feit dat omtrent de aan
leg van een draaicirkel geen formeel besluit is genomen. Althans de votering
van een krediet kan niet als zodanig worden beschouwd.
De VOORZITTER is van mening dat het hier hoofdzakelijk gaat om een pro
cedure waarbij eventuele alternatieve oplossingen niet aan de orde zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
7. Voorstel met betrekking tot het voornemen
van het stadsgewest Breda een verordening
infectie-ziek^gelden vast te stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt bealoten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
8. Reaktie op het standpunt van Gedeputeer
de Staten met betrekking tot het advies
van de werkgroep Bestuurlijke Samenwer
king Zuidoost-Brabant.
Het lid SCHIPPER kan niet instemmen met het voorstel om akkoord te gaan
met de instelling van een provinciale commissie met bestuurlijke bevoegdhe
den, aangezien niet vaststaat dat de intergemeentelijke samenwerking niet
toereikend is om de te vervullen taken te behartigen. De instelling van der
gelijke commissies betekent een verdere uitholling van gemeentelijke bestuurs
taken.
Het lid DIJKERS gaat akkoord met de instelling van bedoelde commissie bij
wijze van experiment. Dit moet echter geen permanente aangelegenheid zijn,
aangezien alsdan een 4e bestuurslaag wordt gecreëerd, hetgeen zonder meer
wordt afgewezen.
Het lid MAKKINK onderschrijft het standpunt van de heer Dijkers
Hij is voorstander van grote gewesten, hetgeen een herindeling van Noord-
Brabant inhoudt.
-204-
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT voelt niets voor de ondersteuning van een
nieuwe kunstgreep op het gebied van de herindeling, zoals de instelling van
een dergelijke commissie, zelfs al gebeurt dit bij wijze van experiment.
Op korte termijn zou dit een oplossing kunnen bieden voor enige be
stuurlijke problemen. Op langere termijn worden de frustraties enkel groter.
Derhalve gaat zij niet akkoord met het voorstel.
De VOORZITTER merkt op dat het niet zinvol is om de gehele problema
tiek van de bestuurlijke reorganisatie bij dit punt te betrekken.
Het gaat zijns inziens ook niet aan om vanuit west-brabant een advies uit
te brengen omtrent bestuurlijke situaties in zuid-oost Brabant. De situatie
is aldaar namelijk totaal anders. In zuidoost-Brabant zijn een drietal gewes
ten waarbij de agglomeratie Eindhoven in feite een 4e bestuurslaag is.
Hij ziet geen bezwaar in een experiment middels de voorgestelde be
stuurscommissie, wanneer deze zich niet bezig houdt met gemeentelijke taken.
Dit heeft persé geen consequenties voor west-brabant.
Hij is wel van mening dat een dergelijke commissie zoveel mogelijk
bemand moet worden met mensen uit de eigen regio
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT vindt het op zich inderdaad vreemd dat Gede
puteerde Staten advies vragen omtrent een kwestie die speelt in oost
brabant
Dit neemt niet weg dat een en ander toch geënt is op eerdere plannen om te
komen tot "mini-provincies"
Zij herhaalt haar standpunt dat de instelling van een bestuurscommis
sie een korte-termijn oplossing is en handhaaft haar reserves ten aanzien
van het onderhavige voorstel.
Het lid SCHIPPER zegt dat er voor gewaakt moet worden dat de gang van
zaken consquenties zal hebben voor de west-brabantse situatie. Hij blijft
bezwaren houden tegen een mogelijke 4e bestuurslaag, welke via de voorgestel
de commissie voeding kan krijgen.
Het lid MAKKINK is van mening dat een reaktie aan Gedeputeerde Staten
wel degelijk zin heeft. Zo is een diskussie over dit onderwerp ook van be
lang, aangezien bij slagen van het experiment, zeker bezien zal worden of
dit toepasbaar is in een andere regio
De VOORZITTER is van mening dat gekomen moet worden tot een formulering
van een reaktie, waarin tot uitdrukking komt dat de raad tegenstander is van
een 4e bestuurslaag en aantasting van de gemeentelijke autonomie.
Tevens moet benadrukt worden dat het gaat om een experiment waaraan in deze
regio op dit moment geen enkele behoefte bestaat.
Hij stelt voor om een ontwerp-reaktie op te stellen welke aan de raad
zal worden voorgelegd, alvorens deze aan Gedeputeerde Staten wordt toegezon
den.
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT gaat akkoord met een in sobere bewoordingen
gestelde reaktie. Zij houdt echter haar reserves.
De VOORZITTER merkt op dat in het antwoord rekening gehouden zal worden
met deze reserves.
Het lid SCHIPPER zou bij de reaktie de parlementaire behandeling van het
wetsontwerp wet gemeenschappelijke regelingen willen betrekken, aangezien de
bovengemeentelijke taken hierin aan de orde komen.
Het lid DIJKERS benadrukt nogmaals het experimentele karakter van de
in te stellen commissie.
Hij gaat overigens akkoord met de voorgestelde werkwijze.
Het lid MAKKINK is van mening dat de raad niet heeft uitgesproken dat
deze materie een oost-brabantse aangelegenheid is
Het groter verband wordt duidelijk erkend. Hij gaat akkoord met het voorstel
van de voorzitter.
DE VOORZITTER deelt mede dat vóór 1 november een reaktie kenbaar gemaakt
moet worden, zodat voor deze datum de leden de ontwerp-reaktie toegezonden
zullen krijgen.
Aldus wordt besloten.