-60-
Ten aanzien van de groeifunctie voor Zevenbergen heeft hij bezwaren tegen de hok-
jespolitiek zoals die zijns inziens door de provincie wordt gevoerd.
Hij mist in de onderhavige nota een duidelijke visie ten aanzien van de kleine
kernen.
Het lid MAKKIHK merkt op dat in feite geen beleidsstuk aan de orde is. De
raad treedt nu op als adviescollege van het stadsgewest en de provincie. Hij onder
schrijft de mening van het college dat er extra-injecties moeten komen voor de
werkgelegenheid.
Hij blijft bij het standpunt dat er op het industrieterrein Moerdijk arbeidsinten
sieve bedrijven moeten komen. De in de compartimentenstrook te vestigen bedrijven
dienen daarbij dienstig te zijn aan de grote bedrijven op het industrieterrein.
Hij is van mening dat de zinsnede op blz. 1 van het voorstel dat het bestuur van
het Industrie— en Havenschap Moerdijk voldoende eisen stelt om milieuhygiënische
bezwaren te ondervangen,verwijderd dient te worden omdat die in dit kader niet
thuis hoort.
Spreker zegt vervolgens dat een groeiklasse 3 voor Zevenbergen niet juist is,
Hij pleit voor groeiklasse 4. Om echter aan Zevenbergen dezelfde aktiviteiten toe
te schrijven dan b.v. aan Oosterhout of Etten-Leur lijkt hem te ver gaan.
Een sub-regionale funktie wordt zijns inziens afgeleid van hetgeen een gemeente
te bieden heeft.
Een van de meest ingrijpende infrastrukturele voorzieningen in de gemeente is naar
zijn mening de Maasroute. Hetgeen hierover in het verkeersrapport is gesteld,
onderschrijft hij. Het rapport ware als deel-reaktie mee te geven aa:a het stads
gewest.
De nota ruimtelijke hoofdstructuur getuigt zijns inziens van een aanpak met ver
ouderde technieken. Gedeputeerde Staten zijn zijns inziens voor dit visieloos stuk
verantwoordelijk.
Er is te weinig onderzocht en te veel afgeleid van andere onderzoeken.
Met name komen de onderdelen wonen en werken te weinig naar voren.
Zijns inziens stelt het stadsgewest terecht, dat de provincie zonder argument weg
verbindingen aangeeft tussen landsdelen.
Eveneens ontbreekt een visie over het vervoer. Hij zag graag in de reaktie van
Zevenbergen opgenomen dat erop wordt aangedrongen om zo'n visie alsnog op te nemen,
waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan het zogenaamd wild parkeren.
Hij is het niet eens met de stelling van het stadsgewest dat initiatieven terzake
van de provincie moeten uitgaan. Spreker ziet hierin een duidelijke taak voor het
stadsgewest.
Hij is met andere sprekers van mening dat de nota niet diep genoeg ingaat op het
kleine kernenbeleid.
Spreker vraagt tenslotte hoe het college de gehouden discussie denkt te verwoorden
en in welke procedure deze naar het stadsgewest gaat.
De VOORZITTER zegt dat de onderhavige discussienota wordt besproken in het
kader van een inspraakprocedure die door de provincie is ingelast bij de totstand^
koming van het streekplan West-Brabant.
Het gaat hier om een ambtelijke nota die nog niet ten volle het beleid van Gedepu
teerde Staten weerspiegelt. Het college is van mening dat een korte en duidelijke
reactie hierop wenselijk is. Spreker bemerkt in het betoog van het lid Makkink
teveel detailpunten die in het streekplan geen weerslag zullen vinden. Belangrijk
in dit geheel is de woonfunctie van Zevenbergen. Het college is hierbij geen voor
stander van indeling in groeiklassen. Indien daarentegen toch met groeiklassen
wordt gewerkt, acht het college groeiklasse 3 onaanvaardbaar, gelet op de afstem
ming van de woonfunktie op het industrieterrein Moerdijk.
Het voorstel van het lid Makkink om de zin midden in blz. 1 te schrappen wordt
door hem niet overgenomen, omdat men, zoals in het voorstel is gesteld, een derge
lijk vertrouwen in het bestuur van het industrieschap mag hebben.